ONDERHANDELINGEN VL/FR (Deel 2)
We schrijven Kortrijk (Groeninge) 11 Juli 1302. De Franse Koning, Philippe le Bel, krijgt een serieuze pandoering van de Vlaamse Gemeentenaren, die de intriges en de afzetterijen van de toenmalige franscouillons-Leliaerts beu zijn. Er is namelijk in Brugge een nachtelijke opstand geweest (Brugse Metten) waar eenieder die niet vlot en op z’n Brugs de woorden ‘schild en vriend’ kon uitspreken, over de kling werd gejaagd, of in de pan gehakt, of nog erger, wat het best uitkwam om voorgoed van dat soort lastposten af te zijn. Inderdaad de enige efficiënte manier die heden ten dage ook eens zou moeten uitgeprobeerd worden. Philips le Bel, de Schone (geen Coburger!) ziet nu zijn kans schoon en komt op excursie om die Vlaamse keikoppen bijeen te borstelen, want hij had, net als de francouillons nu, de overmacht in alle kazernes van Landsverdediging. Maar toen, lang vóór Bredero, kon het ook al verkeren. Hij kreeg klop van de Gemeentenaren (sociale strijd) wat toen, zelfs voor Rome, twee dagen later, per ijlbode, ‘breaking news’ was. Zijne Heiligheid wilde wel bidden voor de gesneuvelden, maar inwendig verkneukelde Hij zich liever bij de afgang van die ruziemaker, met wie Hij trouwens ook niet goed overweg kon.
Maar verslagen potentaten zinnen gewoonlijk binnen de kortste keren op wraak. Dus lanceerde Philips de Taaie een nieuwe veldtocht, om de Lage Landen, deze keer tot in het Hoge Noorden, te beroven, en truuks uit te vinden om zijn territorium uit te breiden, om op die manier in alle bescheidenheid, gans West-Eiropa als zijn privé tuin te bezitten. En vooral om, ‘en passant’, zoals de kronieken vermelden, uit solidariteit, zoveel mogelijk rijkdom voor de franscouillons bijeen te stelen. De frisse Vlaamse maagdekens vielen hem ten andere ook, en nog geen klein beetje, in de smaak. Want zijn eigen eega, nochtans van nobelen bloede was, te oordelen naar de geschilderde portretten, maar een magere bonenstaak. Het Front des Francophones kwam eens te meer als een pletwals in beweging, vooral in de Nederlanden zelf mee in gang gezet door de beweging :’Heim ins Reich’, maar dan in ’t Fransoos. Al werd hierbij luidkeels verkondigd dat zulks niet gedaan werd omwille van ‘de postjes’.
Er is dus niets nieuws onder de zon.
Maar, zoals gezegd, de zaken vielen tegen. Bij de confrontatie van de legers bij de Pevelennberg (Monts-en-Pévèle) ontmoette hij een nog veel sterker leger dan in Groeninge en er vielen heel wat meer doden en gekwetsten. Toen het avond werd van die verschrikkelijk warme dag, vluchtten de Fransen als hazen in ’t veld, achtervolgd door de nochtans ook dodelijk vermoeide Vlamingen, want een hele dag vechten en slaan, dat kruipt de mens in de koude kleren. De lijfwachten van de Koning waren reeds gevlucht, het paard van de Koning was gedood onder hem, zonder dat de aanvallers hem herkend hadden, want hij was wel zo slim geweest om alle uiterlijke kentekens van zijn waardigheid vóór de strijd uit te spelen, voor geval dat…De Koning hield zich voor dood, tot het rumoer verstomd was, en te midden het gekreun en gekerm geraakte hij op een ander paard, en vluchtte te vierklwauwens weg, tot hij genoeg volk rond zich wist om veilig de nacht door te brengen, God dankend dat die stomme Vlamingen hem niet hadden herkend en op staande voet een kopke kleiner gemaakt. Gezond en wel in veiligheid gekomen beloofde hij een aanzienlijk aantal Missen te laten doen!
Volgens de gebruiken van die tijd, was hij die van het slagveld wegliep, de verliezer. De Fransen dus. Daar, tijdens de dag, de Vlamingen hun wagens, tenten en mondvoorraad bij een verraderlijke aanval in de rug verloren hadden, trokken ook zij zich terug, om uit te rusten. Er werd bevel gegeven, dat het slagveld die nacht door niemand mocht bettreden worden, noch om de gekwetsten te verzorgen, noch om te stelen van de gesneuvelden.
’s Anderendaags was Philippe le Bel al een stuk op zijn effen, en toen de Vlamingen arriveerden om vrede te sluiten (als overwinnaars) kon hij zodanig manoeuvreren, dat beide partijen overeenkwamen dat er geen winnaars en geen verliezers waren. Als goede Christelijke Ridders, Edelen en daarenboven Fransen, gaven zij hun woord: mits zij vrije aftocht kregen, zouden zij eerlijke vredesvoorwaarden onderhandelen. Misschien dat dààr het begrip van dat ‘wiete blaat’ zou ontstaan zijn….
Dat alles staat, met echo’s in de annalen in Parijs, zorgvuldig te boek door een monnik, die de jaren 1297 tot 1310 beschrijft als ooggetuige, in De Annales Gandensis. Deze eigentijdse kroniek van de Vlaamse Vrijheidsstrijd werd, met naast de oorspronkelijke LatIjnse tekst, de Nederlandse vertaling, uitgegeven in 2008 door De Leiegouw/Kortrijk ISBN 978-907723-64-7 en gedrukt door Drukkerij Groeninge, Belfaststraat, 122 te 8500 Kortrijk.
Het boek leest als een sneltrein, is authentiek, onpartijdig en intelligent geschreven, wat niet geval zou geweest zijn moest ‘Nak’, Humo, DM, de BRT daar toen aan meegewerkt hebben. De monnik, wiens naam zelf niet eens is bekend, is een ‘Vranckx’ avant-la-lettre, voor wat zijn aanwezigheid bij de feiten betreft. Geenszins voor wat betreft zijn objectiviteit, of liever zijn gebrek aan objectiviteit. Toen bracht men nog eerlijke geschriften, voort, die zonder ‘duiding’ tot ons zijn gekomen.
En dan beginnen de onderhandelingen. Ze zouden kunnen model gestaan hebben voor wat al 178 jaar lang in den belziek gebeurt. Die duren jaren, want de franscouillons ‘sont demandeurs de rien’, buiten altijd maar méér geld, méérr stedelijke gebieden die ze willen aanhechten (Rijsel, Dowaai), toegevingen van de Vlamingen (versterkingen slopen van grenssteden Ieper, Menen, Veurne!...). Zelfs de hulp van de Paus wordt ingeroepen, die gans Vlaanderen in de ban doet, omdat zij des Konings voorwaarden niet willen aanvaarden…Zelfs al is Philippe le Bel ondertussen al drie keer vervangen door opvolging, zelfs al is Vlaanderen jaren lang uitgehongerd geweest door pest en cholera: betalen zullen ze! De Tempeliers zijn intussen uitgeroeid: ook daar heeft de Koning bot en geen geld gevangen….
De franscouillons onderhandelen alsof ze 1000Ket, Reynders, di Rupo, Mangain zelf zouden zijn, met niets in handen om alles te bereiken – en de Vlamingen? Die ruziën tussen de Edelen, zijnde Vroeg-Lberalen, de Poorters, de boeren (zijnde de Vroeg-CVP-ërs), en het is tenslotte de kleine man (de socialen) die moet afdokken. Waardoor weer opstand. Enz, enz! Tot Jacov Van Artevelde tenslotte beroep doet op een Vreemde Mogendheid (Engeland) om (tijdelijk) zijn gram te halen.
Dit alles leest ernstig maar vlot bij Wikipedia, bij de melding Athis-sur-Orge: vele verhelderende bladzijden lang…U komt er terecht, na de slag op de Pevelenberg, op het Kortrijks gehucht ‘De Marquettte’, die aan de Eerste Notulen voor het Vredesverdrag zijn naam heeft gegeven. In dit voor-project, met de handtekening van de Koning, worden de overeengekomen voorwaarden vastgelegd, die later, op 20 en meer verschillende manieren, door de franscouillonse N. Slangen van die dagen, herbewerkt worden, tot ze het schandverdrag van Athis-sur-Orge zullen worden…Ik zal het U niet allemaal verklappen: U leest het vlot bij de geciteerde links.
Maar wees gerust: er zijn meer overeenkomsten met die dagen dan U voor mogelijk houdt!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten