zondag 27 september 2009
ZO MAAR EEN LAPJE STOF
ZO MAAR EEN LAPJE STOF
Zomaar een lapje stof?
10-09-2009 - Johan Sanctorum, Benno Barnard en Wim Van Rooy - In Flanders fields
In de hectische discussie rond het hoofddoekenverbod in de Antwerpse athenea is het misschien interessant om ons te bezinnen waar dit echt allemaal om gaat. Laten we nu eens even achteruit gaan staan en de totaliteit onder ogen zien. De houding van directrice Karin Heremans is moedig, temeer omdat ze tot een links-progressieve gezindheid behoort die het probleem steeds maar weer onder de multiculturele mat poogde te vegen. Zij verbindt het hoofddoekendebat namelijk opnieuw met het principe van democratisch pluralisme, de lekenstaat, gelijkheid van man en vrouw, en het intact houden van de publieke sfeer. Dat is een zeer belangrijke verwijzing naar een Europees cultureel erfgoed dat ons overgeleverd werd vanuit het oude Athene, de renaissance, het humanisme, en de 18de-eeuwse verlichtingsfilosofie. Goed dat iemand ons daaraan herinnert: dit gaat over cultuur en beschaving, niet over textiel of alternatieve tienermode.
Want om die vaststelling kan niemand heen: we hebben, op zijn Belgisch, decennia lang getreuzeld en onszelf wijsgemaakt dat het allemaal wel in orde komt als we de bloedneuzen stilletjes stelpen. Een eerlijke analyse leidt echter tot de onontkoombare vaststelling dat de hoofddoek, behalve een bescherming tegen de eerste herfstkou en een fetisj van pubers “op zoek naar hun identiteit”, vooral een tactisch wapen is in een poging om onze publieke sfeer te infiltreren met symbolen die pas achteraf hun volle inhoud zullen prijsgeven. Het beste bewijs is, dat de moslims er niét voor kiezen om zelf onderwijs in te richten (een grondwettelijk recht), maar de symbolen liever exporteren naar andere ruimtes die in hun vizier liggen. Zoals een gemeenschapsschool. “Iedere hoofddoek is een vlag, geplant in het hart van het westen”, zo luidt het in die middens. Elke believer van de Europese verlichtingstraditie moet dit met argusogen volgen Hetzelfde doet zich voor met het bouwen van moskeeën: vrijheid van religie is een recht, en godsdienstbeleving heeft een architectuur nodig, zo dicteert ons het pluralistisch geweten. Voor de rest soll jeder nach seiner Fasson selig werden. Maar de agenda van de Europese islam ziet er helemaal anders uit. Wie daaraan twijfelt, moet maar eens wat websites uit die kringen gaan bezoeken. De bouw van een moskee is een door Allah bevolen acte met een onomkeerbaar karakter. Het is een plek die aan onze Westerse invloedssfeer definitief wordt ontrukt –we zeggen niét dat alle moskeeën oproepen tot terrorisme- en dus een bruggenhoofd vormt in een mondiaal veroveringsproject. Dat is gewoon de aard van het beestje: de islam is expansief, totalitair, onverdraagzaam, monothetisch en anti-modern. Hoe integreer je zo’n “levensvisie” in ons westers pluralisme? Tijd dus om terug te keren naar het cultureel perspectief. Waarom gunt men overigens in dit levensbelangrijke debat het Vlaams Belang zijn rol niet van klokkenluider? Eerlijk is eerlijk, zij hebben ooit in tempore non suspecto het probleem op de politieke agenda gezet, en het is tot op vandaag een kernthema van hun programma, of men dat nu graag hoort of niet. Waarom mocht Bart Dewever op Canvas de studiostoel innemen van Bruno Valkeniers, die in zijn achtertuin werd geïnterpelleerd over een kindercrèche met nazi-symbolen? Dit geheel terzijde. De argumentatie van het NVA-boegbeeld in Terzake (8/9) was overigens zwak en halfslachtig: de zoveelste politicus die zich verschuilt achter de vrijheid van onderwijs om geen verantwoordelijkheid te hoeven nemen. Dewever beweert dat dit een zaak is van de inrichtende macht, zijnde het Gemeenschapsonderwijs (optredend onder de hippe naam GO!), die de hete aardappel weer doorschuift naar de school in kwestie. Waarvan de directie wanhopig de politici om duidelijkheid vraagt. Zo kunnen we nog lang doorgaan. Wat hier op het spel staat, is nochtans niet de vrijheid van onderwijs of het recht om met een lapje stof op het hoofd rond te lopen, zoals professor Vermeersch het ooit eens omschreef. Het gaat hier om een zwaar intercultureel conflict (om niet te zeggen: een kortsluiting) tussen een totalitaire theocratie die absolute onderdanigheid eist (waar het woord “islam” trouwens naar verwijst), die tegelijk zijn impact op de publieke sfeer voortdurend probeert te vergroten, en een gelaïciseerde samenleving die zich formeel op de principes van de verlichting beroept, maar daarbij elk externe bedreiging miskent. De politiek kijkt als verlamd toe, gegijzeld als ze is door haar eigen principeloosheid,- en misschien ook wel door de cordonlogica die haar nu parten speelt, volgens dewelke je de thema’s van een geëxcommuniceerde partij zo min mogelijk aanraakt. Dat kan partijtactisch wel kloppen, maar voor het open publiek debat is het zonder meer nefast: hier moet duidelijk de vraag gesteld worden of de islam wel verenigbaar is met onze democratische grondprincipes. Nochtans zijn er precedenten: het negationisme –om even bij onze fascistische onthaalmoeder terug te keren- is wél uit het pakket van de vrijemenigsuiting gelicht, omdat de achterliggende ideologie als bedreigend wordt beschouwd voor onze democratische rechtstaat. Wel, dat men dan ook maar eens de islam onder loep neemt en de koran tegen het licht houdt. Doorstaan die teksten de lakmoesproef van de democratische grondrechten, de mensenrechten, de verlichtingsfilosofie waarop onze pluralistische samenleving gegrondvest is? Kunnen de imams ons dat eens komen uitleggen? De paradox van de multiculturaliteit, door weldenkend links gecultiveerd, bestaat erin dat zij geen grenzen en geen scheidingslijnen meer kan trekken. Ze is normenloos en formalistisch. Tolerantie tegenover de islam is even onzinnig als tolerantie tegenover het fascisme. De hoofddoek – of godbetert, de boerka- toelaten in het straatbeeld, is even naïef als de swastika gedogen. Maar het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding ziet dat helemaal anders, en is nog eerder geneigd om mevrouw Heremans aan te klagen, die even ons collectief geheugen opfrist, dan de intimidatiepraktijken binnen de moslimgemeenschap zelf. Het is dat soort mensenrechtenformalisme dat ook mevrouw Eva Brems parten schijnt te spelen: door geen symbolen te willen lezen, een inhoudelijke discussie te vermijden en alle “levenbeschouwingen” gewoon op één lange rij te plaatsen, holt ze het wezen van de diversiteit zelf uit. De opzettelijk geënsceneerde verwarring tussen de bezorgdheid van Karin Heremans, en de stigma’s “islamofobie” en “racisme”, verschuift het debat semantisch, en maakt van de agressors slachtoffers. Dat is al decennia lang aan de gang, en daar trappen wij niet meer in. Op de erfenis van Rousseau, Voltaire en Montesquieu valt niets, maar dan ook niets af te dingen. Het intact houden van de publieke sfeer –en daar hoort ook een gemeenschapsschool bij- is de conditio sine qua non om een pluralistische ontmoetingsruimte te vrijwaren. De lekenstaat is de enige waarborg voor onze vrijheid, voor ons mag het gerust naar Frans model. Als we in dit dominospel één stukje prijsgeven, valt al de rest. Dat de “fanatieke laiciteit” het moslimfundamentalisme zou aanwakkeren, zoals die brave cultuurwetenschapper Jakob De Roover beweert, is zelfs misschien niet onjuist. Maar het is niet dom om essentiële tegenstellingen onder ogen te zien en keuzes te maken. Het is vooral dom om ze niet te willen zien en te denken dat we het allemaal wel weer met wat pragmatistisch lapwerk zullen kunnen repareren. We staan voor een enorme uitdaging, trek het debat open, ga naar de grond van de zaak, het is tijd om nagels met koppen te slaan. Dat is de inconvenient truth waar onze politici vandaag mee te maken krijgen. Graag een antwoord, en liefst een duidelijk. En liefst ook een duidelijk signaal vanuit de academische en culturele wereld, om Karin Heremans enige ruggensteun te geven.
In verkorte vorm gepubliceerd in De Standaard van 10/9/09
Bron Iskander
BOEKETJE DIGITALIS (verzachte versie met waterig eind)
Nou Moe, nou breekt mijn klomp! Ben ik inderdaad onderweg naar de Hemel, en hoor ik nu reeds engelengezang? Droom ik, of is mijn droom werkelijkheid aan het worden?
Bovenstaand artikel, zelfs na meerdere lezingen, laat een bevreemdend, maar ook een zo bekend gevoel achter. Bevreemdend omdat het komt van vroegere opponenten (of onverschilligen), en bekend omdat het noch min noch meer de twee standpunten van het Vlaams Belang overneemt. Zelfs met bronvermelding….
Waarom denk ik nu meteen ongewild aan een vuurtoren, ergens aan een rotsige kust, die aan wanhopige zeelui verdwaald in donkere nacht bij storm en ontij, de veilige haven wijst?
Vanzelfsprekend gaat mijn belangstelling op het eigenste moment eveneens uit naar het Vlaams Belang, in deze vergelijking de vuurtorenwachter. Zullen de wenkende lichtflitsen gedoofd worden, of een andere cadans aannemen? Een andere densiteit? Wordt hij van zijn vaste plaats aan de havengeul, verplaatst van rechts naar links? Of wordt hij, op nieuwe fundamenten, versleept naar het midden van de vaargeul? Wat vast niet de ideale plaats is voor een veilige binnenvaar, maar de zekere ouverture voor een gevreesde ramkoers….
Wat mij betreft, mag het Vlaams Belang vuurtorenlicht gerust van op rechts blijven schijnen, en dat liefst met verhelderd licht. Want op links flikkeren rode lichtjes. Het zijn de achterlichtjes van het in het duister afdruipende linkse belse gedachtegoed. Terwijl de laatste achtergebleven belgicisten hun vuurvlieg-lichtje verslepen naar het midden van de havengeul, perfect geplaatst om alles en iedereen op ramkoers te lokken…
Psst
Even een paar regels nautica. ‘Havenlichten’ zijn gewoonlijk ten getalle van drie. Lang niet overal is een vuurtoren voorzien, wegens niet noodzakelijk. De ingang van de haven wordt in alle gevallen aangeduid door rechts een groen licht (stuurboord) en links een rood licht (bakboord). Met ‘rechts’ en ‘links’ wordt bedoeld: gezien vanaf het binnenvarend vaartuig, waar de internationaal verplichte kleuren van de boot- of scheepsverlichting groen zijn (rechts, stuurboord) en rood (links, bakboord) met wit toplicht. De schipper hoeft zijn boot dus zo te sturen, dat zijn eigen lichten gelijk staan met de havenlichten : groen op groen, rood op rood….Het witte ‘toplicht’ is vooral bedoeld om, in samenhang met de groene of rode lichten, de vaarrichting te kunnen waarnemen. Om dit laatste te kunnen begrijpen, doet men best, rechtstaande op beide benen, een paar volledige draaien om de eigen as. Men vestige dan (in de verbeelding) de ogen op een rood en een groen licht, in combinatie met het witte toplicht, en men zette de hersenen in werking. Is groen rechts (rood links) en toplicht zichtbaar, dan vaart de boot weg van U. Is groen links en rood recht, met zichtbaar toplicht, dan vaart de boot in Uw richting. Op het water is zulks eenvoudig, maar efficiënt!! Als U met Uw klein motorbootje in volle zee een ontmoeting heeft met een pakketboot, zult U de kans niet krijgen Uzelf tweemaal te vergissen!
Psssst II
Ik vaar, met de Vlaamse Leeuw in top, samen met alle Vlaams-Nationalisten, op kruissnelheid in de richting van de gammele ‘Belgica’, die haar lichten als volgt voert: links groen, rechts rood met zichtbaar wit toplicht en zonder noodhoorn noch life-jackets of reddingssloepen, dan weet ik goed te zitten, want op ramkoers….Als een nest nijdige horzels onderweg naar een rotte zomerse peer….
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten