***
Maandag 15
april
Zon 6u48-20u38
Z Waltman van Antwerpen
.
1345 - EEN KORTE
AFWEZIGHEID
°°°
°°°
Dienstmededeling
°°°
Morgen
in alle vroegte beginnen we aan de 1450 Km die ons naar Vlaanderen moeten
brengen. Doorheen zonnige landschappen tot in de Gotardo, dan over Bazel naar
Strasburg en zo via Luxemburg naar de Leistreek. Overnachting in de omgeving
van Colmar. Geen ster noch voor het hotel noch voor het restaurant, wel voor
het knappe garçeuzetje. Een adres om alleen aan de beste vrienden door te geven…..
Dan
huppelen we voor een paar dagen van hot naar her, doen onze voorraad bloem in om
hier brood te bakken en patatjes van bij den boer, twee noodzakelijkheden van
Hoge Goesting, die hier lamentabel uitvallen. Ik denk dat jaren geleden het
Oude Romeinse Rijk is ten onder gegaan, omdat de legioenen niet genoeg kwaliteit
onder de neus kregen. Had Julius Cesar maar geweten dat AVEVE voor alles had
kunnen instaan, dan spraken we nu waarschijnlijk allemaal van het mooiste
school-latijn. Minstens even goed, of zelfs
beter dan De Wever!
’n
Ferme pot mosselen bij Mie in ’t dorp, ’n paar keer ‘n Bruine Leffe ‘van ’t vat
en als ’t God belieft en Sinte Maarten, een verse reuzen-zeetong op de
visserskaai in Oost Duinkerke, gebakken in heerlijke roomboter van Dixmuda.
U
zult dus al die tijd Uw honger moeten blijven
zitten.
°°°
Ter
zake :
“Half April”: (april 1897)
Gij
blauwgekaakte wolken daar,
halfwit, omtrent uw boorden,
die gruwzaam in de hemel moêrt,
en grimt in ‘t gramme noorden:
hoe lange speelt gij, koud en kil,
de baas nog hier? ‘t Is half april!
‘t Is onbermhertig koud; en ‘t kan,
de zonne ondanks, gebeuren,
dat, ‘s morgens, al dat gers is, wit
geruwrijmd, staat te treuren!
Waar wilt gij, boos geweld, naartoe,
des winters? Wij zijn wintermoe!...
‘t Moet zomer zijn, geen koude lucht,
die bijt en straalt; ‘t moet open,
dat, wachtende, in de botte zit
of weer in ‘t gers gekropen,
van schuchterheid, voor ‘t nijpen van
de hardgevuiste winterman!
Staat op, gij oosters zonnelicht,
en schiet, bij volle grepen,
uw schichten uit; doorkwetst, doorlijdt
het graf, daarin, genepen,
de zomer zat: verrijzenist
des konings kind! Te late al is ‘t!
Hallelu-jah! dan zingen zal,
dat ‘t wederklinkt alomme,
de gorgel los, de vogel en
de luidgekeelde blomme;
de klepel zal de klokke slaan
en kondigen de Koning aan.
°°°
Dit gedicht
van Meester Gezelle, eensdeels om U te troosten, en anderdeels om te zeggen hoe
goed we ons voelen om, al is het maar voor even, terug in ’t Vaderland te
wezen. Eindelijk wat gure Noordenwind om ons tot op het bot te verkleumen,, wat
kille voorjaarsregen daarbij, en weer van die snelwegen met stilstaand verkeer.
Of asfaltwegjes met putten zo innig gevoeld en o zo diep. Hoe zou er mijn
liefde verminderen, dat minnen wil ik meer en meer.
°°°
Binnen een
paar dagen zal het hier revolutie zijn, en wie weet, misschien vraagt de Silvio
mij wel om ziijn regering tegen dan alsnog in mekaar te steken. Is een ondankbaar
werkje, naar het schijnt, al zijn de prebenden niet te verwaarlozen. In België begin
ik er niet meer aan. Dat land is immers een vogel voor de kat!
°°°
°°°
Geen opmerkingen:
Een reactie posten