1010 – MICHEL: NIEUWE REGERING, NIEUWE REGERINGSVERKLARING OF TOCH MAAR VERKIEZINGEN?
*
Lessen uit de vaderlandse geschiedenis
*
Regering Wilfried Martens, Fons Verplaetse en Leo Tindemans, allen CVP. © REPORTERS
*
Verdient de huidige regering-Michel een Romeins cijfer twee achter haar naam?
Is
het een nieuwe regering, of toch maar een voortzetting van de vorige,
maar dan zonder N-VA? Een regering-anderhalf of een heus nieuw kabinet?
Kniesoren uit de Wetstraat-perimeter die erover vallen. En
grondwetspecialisten natuurlijk.
Elke grondwetspecialist zijn interpretatie
*
Grondwetspecialisten
zijn het er evenmin over eens. Elke grondwet-specialist zijn
interpretatie, lijkt het wel. ‘Neunundneunzig Professoren, O Vaterland
du bist verloren.’
Neun und Neunzig Luftballonen
*
Logisch
ook, want in de Grondwet vind je hier niets over, laat ik me vertellen.
Juristen moeten dus terugvallen op ‘gewoonterecht’, zoekend naar
precedenten uit het verleden om het heden te verklaren. Het lijkt op een
stukje common law, en maakt de discipline plots…. veel sexier.
*
Of
Michel een II verdient en een vertrouwensstemming in de Kamer een
noodzaak is, inclusief een nieuwe regeringsverklaring – zoals de N-VA
eist – is dus een vraag waarvoor je eerder in historische werken moet
duiken dan wel in de Grondwet. Ook om te weten of een
minderheidsregering überhaupt kan in een Belgische context, brengt de geschiedenis soelaas.
Drie cases uit de naoorlogse geschiedenis.
Wie
de geschiedenis maar een detail vindt, kan meteen, onderaan dit stuk,
de lessen lezen die ik trek uit deze spannende vaderlandse geschiedenis.
Minderheidsregering Eyskens I breidt uit tot Eyskens II
*
Vader Gaston Eyskens
(1905-1988)
*
Regeringen in dit land zijn niet altijd even duurzaam
Bart De Wever had eerder al verwezen naar de christendemocratische minderheidsregering in 1958.
Met de steun van twee liberalen en het enige Volksunie-Kamerlid Frans
Van der Elst staat die geboekstaafd als de regering die het Schoolpact
realiseerde. Gaston Eyskens was toen premier, en wel van 23 juni tot 4
november 1958. Regeringen in dit land zijn niet altijd even duurzaam.
*
Na
drie weken formatie kwam de regering tot stand. De toen nog unitaire
CVP had een meerderheid in de Senaat, maar niet in de Kamer. Een
ernstige handicap, toen het tweekamerstelsel nog vereiste dat élke wet,
na goedkeuring in de ene kamer, ook groen licht nodig had van de andere.
Toch kreeg de regering het vertrouwen van de Kamer. Theo Luykx schrijft
in zijn standaardwerk Politieke geschiedenis van België dat dat ‘tegen
elke verwachting in’ was.
In
zijn memoires schrijft Gaston Eyskens dat hij een regering tot stand
bracht ‘die een eind kon maken aan de scherpe politieke strijd’ van de
naoorlogse jaren. Hij sloot ‘geen enkele coalitieformule uit’ en stelde
bij aanvang geen exclusieven. Hij wou immers ‘een nieuw politiek
klimaat’ mogelijk maken, door ‘de schoolkwestie en het Kongovraagstuk
uit de politieke strijd te halen.’
‘Nog
in juli 1958 voerde de regering haar kiesbeloften uit,’ schrijft Luykx.
Het klinkt als een sprookje, maar toen kon dat nog. Zelfs in België. En
zelfs met een minderheidsregering. Althans, 60 jaar geleden toch. Er
was wel een stok achter de deur. Al begin juli van datzelfde jaar had
Eyskens gesprekken aangeknoopt met de – eveneens nog unitaire –
liberalen. De liberale partijvoorzitter Destenay had Eyskens beloofd een
minderheidskabinet te steunen door zich in de Kamer te onthouden, en om
na verloop van tijd de regering te versterken.
Evident volgde er een regeringsverklaring en een vertrouwensstemming
Op 4 november 1958 diende premier Eyskens het ontslag van zijn regering in. Twee dagen later, toen het Schoolpact
op 6 november werd ondertekend door liberalen, socialisten en
christendemocraten, was ook de nieuwe rooms-blauwe regering-Eyskens III
een feit. De premier noemt het in zijn memoires ‘een uitbreiding van de
regering’, en wat verder ‘mijn tweede regering’. Er vond een
herschikking plaats van de bestaande regering-Eyskens I. Volgens Eyskens
‘wilden de liberalen duidelijk maken dat het om een nieuwe regering
ging.’ Daarom had hij zijn ontslag eerder aangeboden aan de koning.
Evident volgde er een regeringsverklaring en een vertrouwensstemming.
Toch werd de regering niet bepaald enthousiast onthaald, ook niet in
zijn eigen CVP, waar misnoegdheid heerste over de ministers die moesten
opstappen.
De
regering-Eyskens III hield het uiteindelijk 2,5 jaar vol. Regeringen
die een hele legislatuur uitzitten, zijn echt een recent fenomeen in de
Belgische geschiedenis.
Leo Tindemans
(1922-2017)
*
Tindemans I: bijna drie regeringen, twee regeringsverklaringen
Een
eerder gevormde regering die een partij buiten duwt, is dat een nieuwe
regering, of is dat de vorige regering die voort doet? De vraag beheerst
vandaag de krantenkolommen en VRT-studio’s. Wat leert ons de
vaderlandse geschiedenis in dit geval?
We
schrijven 1974. Op 25 april van dat jaar treedt Tindemans voor de
eerste keer aan als premier van een minderheidsregering. Minderheid is,
net als in 1958, met een korrel zout te nemen. De minderheidsregering
van Michel heeft 31% van de Kamerleden achter zich. Eyskens en Tindemans
hadden er net geen 50% en kregen telkens bijkomende steun van
oppositiepartijen of individuele verkozenen – al dan niet door hun
onthouding.
Op
30 april las Tindemans het regeerakkoord voor in Kamer en Senaat.
Tindemans: ‘Ik had vermeden een al te gedetailleerde tekst op te
stellen.’ De deur stond op een kier voor verdere uitbreiding van de
regering. En inderdaad, al op 11 juni wordt de roomsblauwe regering
versterkt met de regionalistische Rassemblement Wallon (RW). Theo Luykx:
‘Aldus werd voor de eerste maal een niet-nationale en communautaire
partij als lid van een Belgische regering opgenomen.’ Een historisch
moment dus. Het hieraan voorafgaande conclaaf in Steenokkerzeel noemt
Luykx ‘het eerste gesprek van “gemeenschap tot gemeenschap”, doch bracht
uiteindelijk het communautair probleem niet dichter bij zijn
oplossing.’ Het verklaart waarom Tindemans toen al een ‘taalpartij’ –
zoals Volksunie (VU), RW en FDF toen werden genoemd – aan boord moest
halen.
In dat conclaaf van Steenokkerzeel – Tindemans noemt dat in zijn memoires ‘een uiterst boeiende oefening’ – hadden de taalpartijen
beslist de minderheidsregering Tindemans I door onthouding te laten
regeren. Maar omdat er vaart moest gemaakt worden van de gewestvorming
van België, bleef Tindemans hengelen naar de steun van de drie
communautaire partijen. Met het FDF kon geen compromis bereikt worden
(over de grenzen van Brussel). VU en RW wilden toetreden tot Tindemans
I, maar de RW stelde zijn veto tegen de Volksunie. De Vlaamse deelname aan de regering zou te dominant worden, zonder ook het FDF erbij, toen de grootste partij in Brussel.
Er werd een nieuwe regeringsverklaring voorgelezen
Op
11 juni kwam dan een ‘mini-verruiming’ tot stand. De roomsblauwe
minderheidsregering Tindemans I werd uitgebreid met de RW. Voortaan
beschikte ze in de Kamer over 115 zetels (op 212). Er werd een nieuwe
regeringsverklaring voorgelezen op 14 juni 1974. De voorlopige
gewestvorming en de invoering van drie regionale ministercomités waren
de meest opvallende noviteiten. Het aansluitende Kamerdebat duurde
volgens Theo Luykx maar liefst twaalf uur eer de vertrouwensstemming kon
plaatsvinden. In de Kamer haalde de regering nog 109 stemmen. Tindemans
I kon nu echt van start gaan.
De
regeringsdeelname en teleurstellende resultaten bij de
gemeenteraadsverkiezingen van 1976, zorgden echter voor een crisis in de
RW. Voorzitter Paul-Henry Gendebien bereidde een linkse wending voor
van de pluralistische partij. Het leidde volgens Tindemans tot een
‘implosie’ van de RW. Gendebiens voorganger en toenmalig minister
François Perin zag dat niet zitten. Met zijn acolieten en
staatssecretarissen Jean Gol en Etienne Knoops, stapten
ze over naar de Waalse liberale partij en herdoopten die tot Parti des
Réformes et de la Liberté de Wallonie (PRLW). Dat zorgde voor een
onevenwicht in de regering-Tindemans: de RW had maar één (linkse)
staatssecretaris meer – Robert Moreau – en de Franstalige liberalen
waren oververtegenwoordigd.
‘De
regeringsaanpassing liep niet van een leien dakje,’ schrijft Luykx. Ze
bracht op 8 december 1976 een grote reshuffle met zich mee; het werd
‘een zeer beroerde dag in onze parlementaire geschiedenis.’ Tindemans
noemt het in zijn memoires zelfs een ‘tragikomedie’. Al schrijft
François Perin-biograaf Jules Gheude dat Perin voor de
derde keer Tindemans’ vel redde door zelf op te stappen. Toch kreeg de
regering diezelfde dag het vertrouwen. Er volgde geen
regeringsverklaring. Logisch allicht, omdat het nog altijd dezelfde
partijen waren die van de regering deel uitmaakten, ook al had er een
stoeltjesdans plaatsgevonden en hadden twee van de vijf deelnemende
partijen hun programma en ideologie drastisch gewijzigd.
Lang
duurde dit liedje niet. De overgebleven RW-verkozenen weigerden op 3
maart 1977 hun steun te geven aan de begroting. Tindemans was de RW zat.
Vanop de Kamertribune vroeg Tindemans toen dat de RW-ministers de
regering zouden verlaten. Die onverwachte speech, leverde hem een
‘daverend applaus op de regeringsbanken’ op, maar opende in feite een
regeringscrisis. Want ‘toen ze dat niet goedschiks deden, werden ze ’s
anderendaags op mijn vraag door de koning ontheven uit hun functie,’
schrijft Tindemans.
de enige uitkomst, met hoop op de toekomst, lag bij verkiezingen
Zoals
de N-VA-ministers vorige week werden buiten geduwd gebeurde dus
hetzelfde met de RW in 1977. Met een nieuwe reshuffle van de regering
tot gevolg, ook al omdat de regering paritair dient samengesteld te
zijn. Tindemans schrijft: ‘het was voor mij duidelijk: de enige
uitkomst, met hoop op de toekomst, lag bij verkiezingen.’ Op 9 maart
werd de Kamer ontbonden. Op 17 april vonden parlementsverkiezingen
plaats, waar dan later de Egmontregering uit ontstaan is: Tindemans II.
Ouaarde Ouielfriede Martens
(1936-2013)
*
Martens I en II, III: met het FDF als het moet, zonder als het kan
Voor de verandering in dit overzichtsartikel was de eerste regering-Martens geen minderheidsregering. Na het Egmontdebacle
en de daaropvolgende verkiezingen en de ‘overgangsregering’-Van den
Boeynants, mocht de unionistisch-federalistische CVP-voorzitter Wilfried
Martens een regering in het zadel helpen die zou doen wat twee
voorgaande regeringen al hadden moeten doen: de staatshervorming verder
organiseren. Luykx: ‘Van Martens werd verwacht dat hij zonder veel
moeite zou slagen waar Tindemans, al dan niet met opzet, niet slaagde:
het wettelijk realiseren van een nieuwe gemeenschapsovereenkomst.’
Wilfried Martens schrijft daarover in zijn memoires echter: ‘Volledig
tegen mijn zin werd ik dan door de koning gevraagd een regering te
vormen.’
De
regeringsvorming duurde bijna 100 dagen. In de voorafgaande rooms-rode
overgangsregering - Van den Boeynants zaten ook de ‘taalpartijen’ VU en
FDF. De voornaamste verdienste van VDB’s regering was de
grondwetsartikelen aanduiden die moesten herzien worden in het kader van
de defederalisering. De Volksunie wilde echter niet meer meedoen. Onder
druk van koning Boudewijn zou het FDF wel mee aan tafel schuiven.
Martens rept (uiteraard) niet over de koning, hij legt de
verantwoordelijkheid hiervoor bij de PS.
Maar
al na een paar maanden werd het FDF uit de regering gewerkt. Martens II
was meteen geboren. Luykx: ‘Er was plaats voor de tweede regering
Martens, zonder de federalisten.’ Martens I duurde zo van 3 april 1979
tot 15 januari 1980. Martens II trok het nog minder lang. Na drie
maanden trok de CVP er de stekker uit. Opnieuw Luykx: ‘Het was sinds Leuven-Vlaams in 1968
geleden dat een Belgische regering nog struikelde in het Parlement, dit
keer zelfs bij een stemming, voor de ogen van iedereen.’ Brussel was
toen de struikelsteen. En dus besliste men werk te maken van de
staatshervorming voor Vlaanderen en Wallonië en Brussel ‘later’ op te
lossen. VUB-historica Els Witte schrijft zelfs dat ‘het Brusselse
probleem’ met de hervorming van 1980 ‘tussen haken wordt gezet’.
Wilfried
Martens las op 5 april de regeringsverklaring voor in Kamer en Senaat.
Vijf dagen later kreeg hij ruim het vertrouwen in de Kamer.
CVP-Kamerleden Hugo Weckx en Jan Verroken onthielden zich. De nieuwe
coalitie had in de Kamer geen grondwettelijke meerderheid, in de Senaat
wel, maar slechts met één zetel overschot. Martens: ‘Mijn
manoeuvreerruimte was dus al bij de aanvang ingeperkt.’
De
hele regering lang was het FDF stoorzender. Vele CVP’ers werden het
optreden van de Fransdolle partij beu. Eric Van Rompuy heeft er in die
tijd zijn strepen voor verdiend door de FDF ‘chantage’ te verwijten. Als
CVP-Jongerenvoorzitter stak hij op het CVP-congres van 16 december 1976
‘een scherpe speech af tegen regeringspartner FDF en ontketende daarmee
in CVP-rangen een opstand’ tegen Martens’ regeringscoalitie. De jonge
Van Rompuy wou, nog volgens Martens, met de CVP-Jongeren alles op alles
zetten om het FDF in het najaar uit de regering te stoten.’ Zijn woorden
zouden waarheid worden.
Vooral
binnen het FDF rommelde het immers. Zoals het er in de Volksunie
telkens aan toeging, als die regering deel uitmaakte van de Belgische
regering, zaten regeringsleden en verkozenen niet altijd op dezelfde
golflengte. Een geheim, maar vroegtijdig, gelekt akkoord tussen de
Franstalige meerderheidspartijen PS, PSC en FDF, bleek de
spreekwoordelijke druppel. Zonder veel moeilijkheden werd het FDF
weggewerkt. Martens in zijn memoires: ‘het CVP-congres liet me feitelijk
geen andere keuze dan het FDF uit de regering te zetten.’ Het FDF hield
er als enige partij immers een andere federalistische en Brusselse
visie op na. Na een bezoek aan Laken op 16 januari 1980 werd ‘op
voorstel van de eerste minister ontslag verleend’ aan de FDF-ministers.
Diezelfde avond circuleerden de namen van de nieuwe ministers al op de
radio. Het was trouwens ook via de radio dat het FDF lucht kreeg van het
ontslag.
De
FDF’ers waren woedend, volgens Martens’ memoires. In een brief aan de
koning stelden zij dat ze geen ontslag hadden genomen, noch gevraagd. Op
de collega’s van het Franstalige front van PS en PSC moesten ze niet
meer rekenen. Volgens Martens was een zieke Boudewijn ‘opgelucht’ dat er
een einde kwam aan de regeringsdeelname van het FDF. Het is meteen de
laatste keer dat het FDF deel uitmaakte van een Belgische regering.
Martens II was een doorzetting van Martens I, maar dus zonder het FDF
Omdat
nieuwe verkiezingen in het toenmalige klimaat uitgesloten waren, werd
een tweede kabinet-Martens gevormd. Martens II was een doorzetting van
Martens I, maar dus zonder het FDF. Een reshuffle van de regeringsposten
moest zorgen voor een correct evenwicht en de vereiste taalpariteit. De
regering had echter geen tweederde meerderheid, waardoor er niet verder
aan de staatshervorming kon gesleuteld worden. Maar, ook al leek de
regering op een doorslag van de vorige, er werd een nieuw regeerakkoord
gesloten tussen de continuerende coalitiepartners. Op 24 januari werd
dan de nieuwe regeringsverklaring voorgelezen in beide Kamers. Martens
verontschuldigde zich zelfs ‘uitdrukkelijk voor de manier waarop de
FDF-ministers hun ontslag hadden vernomen. Voor het overige werd de
regeringsverklaring van het eerste kabinet Martens gewoon overgenomen,’
schrijft chroniqueur Luykx. Alleen werden de prioriteiten wat verlegd en
de timing van de beleidsdoelen bijgesteld. De vergelijking met Michel
I, het ontslag van de N-VA en Michel II ligt voor de hand…
Een
dikke twee maanden later moest Martens echter aan de koning het ontslag
aanbieden van zijn regering. Ze was er ‘niet in geslaagd de drieledige
gewestvorming in wetteksten om te zetten en gestalte te geven. De
parlementaire basis van het tweede kabinet was veel te beperkt: men had
nog een partner nodig.’ Die partner werden de liberalen van noord en
zuid; Martens III werd een ‘nationale’ regering, een Vlaams-Waalse
tripartite. En ook die zong het maar vijf maanden uit…
Lessen uit het verleden
‘Als er één les is die we kunnen trekken uit het verleden, is het dat de mens geen lessen trekt uit het verleden.’
Het
zou een citaat kunnen zijn van vader of zoon Eyskens. Welke lessen
kunnen we echter trekken uit de beschreven regeringsvormingen, die
Michel en zijn collega’s niet zullen volgen?
*
1
Een regering die er een partij extra bijneemt, legt een bijkomende
regeringsverklaring af. Logisch zou het betekenen dat als er een partij
afvalt, er evenzeer een regeringsverklaring komt. Al bestaat voor dat
laatste geen precedent.
2
Een regering die een partij wipt en haar partners ontslaat, neemt kort
nadien zelf ontslag, gaat naar het parlement om het vertrouwen te vragen
op basis van een nieuwe regeringsverklaring of schrijft verkiezingen
uit. Sowieso is er een nieuw kabinet, een nieuwe regering, een nieuw
Romeins cijfer dat wordt toegevoegd aan de naam van de zittenblijvende
premier.
3
Minderheidsregeringen kunnen in dit land. Al was dat land toen nog niet
gedefederaliseerd, en bestond er nog niet zoiets als een bijzondere
meerderheid om in te grijpen in de staatsstructuur. Het is dan wel
hengelen naar partners in de oppositie die zich bij cruciale stemmingen
willen onthouden of zich ‘constructief’ opstellen.
14 DECEMBER 2018
*
Karl Drabbe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten