***
Zaterdag 9 maart
Zon 7u10-18u37
H Franciska Romana
Ciska, Ciska, schei toch uit en
schud die brol (sneeuw, regen, hagel) niet uit
.
1270 - LEUVEN VLAAMS (2)
Waalse
ratten, rolt Uw matten!
°°°
Hieronder wordt U
(aangezien de cyber-goden onverwacht gunstig gezind blijven, zodat den straal-verbinding
naar deze verlaten uithoek het niet begeeft) nog vlug even een lange duik in
het verleden presenteren. Wij geven graag het woord aan Jan Neckers van ’t
Pallieterke van deze week. De man spreekt als het Levend Geweten van
Vlaanderen.
Want eerlijk
gezegd, de rest van dit week-end heb ik mijn handen vol met het zoveelste
schandaal rond Arco, en (met dank aan VTM om deze bladzijde terug te draaien) rond
het rode OMOB, sedertdien omgedoopt tot Ethias, die leeg bestolen, maar al te
graag de kar hielp duwen om de Arco ‘coöperanten’ uit de wind te zetten, om er
zelf beter van te worden. Hiervoor was de hand nodig van de naast-de-pot-pisser
Letermaniator, de ex-Vlaming, die als dank voor bewezen diensten, gedetacheerd
werd naar de Place Pigalle….
Weet U : bij de
Tqjeven werd er toen als PR-stunt gezongen door de kopstukken, dat ja, het
leven mooi was…
°°°
Ter zake :
Leuven-Vlaams (2):
de eerste Vlaamse revolte
°°°
Op 29 mei 1966 droeg kardinaal Suenens de mis op in
de Sint-Rombouts in Mechelen. Iedereen in de stad wist dat er iets op til was.
Ik had die zondag verlof tijdens mijn zes maanden durende opleiding in de
kazerne Dossin. Getuigen zeiden achteraf dat studenten de Vlaamse Leeuw zongen
tijdens de preek. Ik herinner het me niet, maar ik hoor nog het dreunende:
”Suenens of Barabas? Barabas!” De kardinaal keek met een hooghartig glimlachje
naar het spektakel maar bekende veel later hoe die slogan hem pijn deed. De
eerste Vlaamse revolte was een feit, en het eerste slachtoffer was het
bisschoppelijk gezag.
Woitrin en collega’s vestigden hun hoop op de
liberale partij. Die had in mei 1965 een enorme verkiezingszege behaald (van 20
naar 48 zetels) en had haar antikatholieke veren afgegooid. Voorzitter en
Diestenaar Omer Vanaudenhoven drukte in zijn partij vervolgens een communautair
“compromis” door: de Voer naar Luik, de faciliteitengemeenten naar Brussel; nog
eens twaalf nieuwe Vlaamse gemeenten met faciliteiten en weer Franstalige
klassen in Vlaanderen. Vlaamse liberalen als Vanderpoorten en Grootjans knikten
deemoedig. Ze zuchtten eens bij de benaming P(est)V(oor) V(laanderen) die
weldra gemeengoed werd. Woitrin wierf intussen verder eentaligen aan voor de
Centrale Administratie en de kinderen van franskiljons bleven welkom in de
Franstalige school van Heverlee.
De Vlaamse studenten boycotten de openingszitting
van het academische jaar en riepen voor het eerst luid en duidelijk “Walen
buiten!”, een nog altijd niet verteerde slogan in Wallonië. En na de studenten
durfde het grootste deel van de Vlaamse proffen verenigd in de VVP-L (zie ’t
Pallieterke nr. 9) ook het hoge woord uitspreken: “Verhuis!” Zo’n 30 procent
van de Vlaamse hoogleraars was daar niet over te spreken, Gaston Eyskens en de
bewonderde filosoof Albert Dondeyne aan kop. Ook de belangrijkste Vlaamse
CVP’ers maanden aan tot het aanvaarden van een Franstalige sectie, zelfs Vlaams
voorzitter Robert Vandekerckhove en gewezen VNV-topman Victor Leemans.
Onder invloed van de Leuvense hoogleraar en CVP-volksvertegenwoordiger
Frans van Mechelen draaiden ze geleidelijk wat bij. De Vlaamse socialisten kon
het, hun anti-Vlaamse gewoonten getrouw, niets schelen.
De Vlaamse prominenten van ACV, Kredietbank en VEV
gingen bij Suenens aankloppen en lieten zich met een kluitje van een commissie
met een keur van Nederlandstalige en Franstalige proffen in het riet sturen.
Weer gaf het voetvolk het voorbeeld. Een betoging van de VVB in januari 1966
was een groot succes.
De Franstaligen dreigden tegen te betogen met een
Davidsster met het woord “Francophone” erop geborduurd. Ze overtuigden veel
winkeliers hun rolluiken naar beneden
te laten, als protest, want de vervanging van de
Franstalige elite door Vlaamse armoezaaiers zou de handel 600 miljoen frank per
jaar kosten.
Het mandement
Toch begon er wat schot in de zaak te komen. Rector
monseigneur Descamps deelde in zijn kersttoespraak mee dat de twee
taalgemeenschappen ieder hun eigen begroting kregen. In ruil mochten de
Franstaligen naar kanton Waver verhuizen, in afwachting van dat “très grande
Bruxelles”. Er werden twee adjuncten (prorectoren) aangesteld om die autonomie
te verwezenlijken: een brave Vlaamse monseigneur en de arrogante monseigneur
Massaux, die de hele Franstalige vleugel in Leuven wou houden. De commissie was
inmiddels uitgestudeerd en kwam op de proppen met een vertrouwd
vis-noch-vleesrapport. Ze drong aan op een grote autonomie en eigen middelen,
maar over de verhuis was geen gesprek mogelijk.
De Vlamingen waren bereid de Franstalige licenties
en doctoraten in de stad te aanvaarden: een tjsevencompromis dat o.a. door de
latere rectoren Piet de Somer en Roger Dillemans werd verdedigd. De
Franstaligen zeiden gewoonweg “non”, want de kleinste verhuis was een
“expulsion” (het woord etnische zuivering kenden ze nog niet). Slechts enkele
Franstalige assistenten waren voorstander van een splitsing en een verhuis,
want dan verdwenen de Vlaamse tweetalige proffen en konden ze zelf een promotie
krijgen. Monseigneur Massaux blameerde hen keihard. En toen was het woord aan
de bisschoppen. Op die beroemde dertiende mei 1966 keurden zij een mandement
goed. “De alma mater behoudt haar functionele eenheid en blijft geografisch in
Leuven.”
Wel mocht er grond gekocht worden in Waver. Geen
sprake van een “nieuwe Franstalige of Nederlandstalige universiteit”. Het
mandement was een “verordening” voor alle personeelsleden van beide
taalstelsels.
Personeelsleden die niet akkoord gingen, riskeerden
sancties. Studenten moesten “zelf de gevolgen dragen uit door hen gedane keuzes.”
(Oprotten, anders gooien we je eruit.) En de beste gelovigen moesten “onze
beslissingen aanvaarden”. Waarschijnlijk schreef Suenens zelf de tekst, al
wijzen sommigen naar de invloed van de Société Générale, toen de grootste
financier van het katholieke onderwijs.
Het mandement geraakte op zondag 15 mei bekend. De
dag daarna waren de Vlaamse kranten “gematigd negatief”.
“We shall overcome”
De studenten (althans een zeer sterke minderheid)
lieten zelf de vlam in de pan slaan. Overal hingen ze zwarte vlaggen aan
woningen. Vanaf maandag trokken luidruchtige betogingen door de stad. Er werden
ruiten ingegooid bij Franstalige lokalen en clubs, en een vechtpartij was ook
niet te versmaden. Slogans als “Suenens inquisitie” en “Stop een bisschop in uw
tank” (een parodie op een Esso-reclame) toonden dat het respect voor de
geestelijke overheid niet meer vanzelfsprekend was. Vlaanderen keek verbaasd,
bang, maar toch trots naar die studenten die niet langer met de klassieke
Vlaamse angst reageerden. Het “Walen buiten!” loeide over Leuven en een zwarte
protestsong werd de strijdhymne:
“Oh, deep in my heart I do
believe that we shall overcome some day.” De rijkswacht deed een duit in het zakje. Dat
militaire korps rekruteerde belgicistische ijzerbijters die zich maar al te
graag lieten vertellen dat dit allemaal het werk van de zwartzakken van de
Volksunie was. Ze sloegen er zoveel en zo hard mogelijk op los. Ze vergaten dat
een groot deel van de Vlamingen al televisie had en almaar meer sympathiseerde
met de studenten.
Toen die een algemene staking uitriepen, besloot de
rector wijselijk het academische jaar te sluiten. Suenens, Descamps en Massaux
(niet de Vlaamse prorector) wilden
de Vlaamse studentenleiders aan de deur zetten,
maar die kregen steun van hun proffen. Raymond Derine (en niet de eerst
verkozen Piet de Somer, die aasde op de baan van prorector) leidde hen en
vertegenwoordigde de harde Vlaamse lijn. In de Kamer legde CVP’er Jan Verroken
een voorstel “tot regeling van het taalgebruik in het hoger onderwijs” neer.
Hij kreeg de steun van de socialist Hendrik Fayat, die na een week zijn
handtekening terugtrok onder druk van de Waalse socialisten, die liever met de
Franstalige burgerij heulden.
Veel Vlaamse Kamerleden supporterden, maar niet de
top van de partij. Eerste minister Van den Boeynants was kwaad omdat hij met
zijn liberale coalitiegenoten had afgesproken alles twee jaar in de koelkast te
zetten.
Voorzitter Houben, gewezen eerste minister Lefèvre
en zelfs de Vlaamsgezinde minister Jos de Saeger vonden dat Verroken de eenheid
van de unitaire partij en van het land in gevaar bracht. Zijn wetsvoorstel werd
niet eens in overweging genomen. De Vlaamse revolte verzandde in de examens en
de vakantie.
JAN NECKERS
Volgende week: Leuven-Vlaams (3): de tweede Vlaamse
revolte
Wat
thans in de lucht hangt, is de volgende donderslag in het onweer dat Vlaanderen
zal bevrijden van de dwingelandij der Francofonen-vriendjes.
De
tijd van deze Farizeeërs is voorbij en komt nooit meer terug.
°°°
Geen opmerkingen:
Een reactie posten