.
1287- MOHALEDAANSE GEWIJDE GESCHIEDENIS
°°°
°°°
HEETE POOTJES
Een schalkaard had een bie gevaân
en hield ze bij heur vleren:
"Komt hier! - hij zag een jongske staan!
-
komt hier mijn knappe kerel!
Hier heb ik zulk een schoon fatsoen
van beestje, ik wil ‘t u geven:
past op maar van ‘t niet dood te doen,
en laat het beestje leven.
Kom aan; jen hand; doet toe, ‘t vliegt weg;
doet toe want ‘t gaat ontsnappen!"
‘t Kind hield zijn handje toe: "Nie'
waar,
hoe schoon dat is, hoe lieflijk!"
Ha! ‘t kindje wierd te laat gewaar
hoe schoon en hoe bedrieglijk.
Het liet het beestje los, en ‘t loeg
de traantjes uit zijn oogskes,
en zei ‘t: "Het beestje is schoon
genoeg,
maar ‘t heeft zulke heete pootjes
Hieronder geef ik U een (te
verwaarlozen) discussie terwille van de discussie. Echt een discussie die past
in… de Jezuïeten-moraal van de wegelopen Jezuïet Vermeersch.. Besluit : Islam
is goed voor U, als U goed bent voor Islam. Jammer voor hem, dat Dr. Jiseph
Goebbels nooit op dergelijk idee gekomen is!
Wat wel de moeite is, is
de passage rondom het al-dan-niet- toekennen van stemrecht aan vreemdelingen. Echt
een verheugende gedachte, dat de promotoren op dat ogenblik bevreesd waren, dat
het Vlaams Belang anders de absolute meerderheid zou gehaald hebben…..
Anders gezegd : de
gedachte leeft dus ook bij de tegenstrevers,
dat zij de stemmen der vreemdelingen nodig hebben om het Vlaams Belang
er onder te houden…..
Hier op heb ik, waarde
Heer Perfesser maar één antwoord, en dat is, om in Uw werk-sfeer te blijven :
w.w.m.b.
°°°
Ter zake :
Een kwestie van taalkundige structuur
14-03-2013 - Eddy Daniels - Anders nieuws extra
Overgenomen van
ISKANDFR
°°°
In de webkrant De
Wereld Morgen verscheen een interview met een islamitische feministe Zamira
Azabar, sociologe en vormingwerkster van vzw Motief, die verdedigt dat in de
islam mannen en vrouwen als gelijk worden gezien (06/03/13). Daarop reageerde
Etienne Vermeersch, emeritus van de UGent. Hij werd beantwoord door Jan
Blommaert, antropoloog/sociolinguist van dezelfde universiteit, docerend te
Utrecht (08/03/13). Opvallend is de respectvolle manier van discussiëren van
Vermeersch, in contrast met de beledigende toon van Blommaert. Kern van de
redenering van Samira Azabar luidde dat de islam die zij in haar opvoeding had
leren kennen anders was dan de voorstelling in de media. ‘De islam die ik had
leren kennen was intrinsiek democratisch, en zelfs feministisch. Mijn zoektocht
leidde me naar emancipatorische elementen binnen de islam, omdat deze nooit aan
bod komen in het dominante discours in deze samenleving’. Een bezwarend element
was dat zij katholiek onderwijs genoot, wat inhield dat zij - in eigen ogen -
een deel van haar identiteit diende prijs te geven. Zij ging daarom op zoek
naar de wortels van haar eigen geloof. Merkwaardig genoeg las zij daarvoor de
Koran niet, maar legendes over het ontstaan van de islam. Zelfs niet de
oorspronkelijke Hadith, maar verhalen voortbordurend op de Hadith. Gewijde
Geschiedenis, zeg maar. Dat leidt haar tot de volgende verklaring: ‘De islam
was een vernieuwende reactie tegen een onrechtvaardige maatschappij op het
Arabisch schiereiland. De vrouwen van de profeet hadden bijvoorbeeld onderwijs
genoten, speelden prominente rollen in het politieke en economische leven, en
dit alles binnen een islamitisch kader in de zevende eeuw.’ Dit is een
merkwaardige mengeling van waarheid en verzinsel. De eerste vrouw van Mohammed,
Khadijah, was ongetwijfeld een geëmancipeerde én rijke vrouw, die zelfstandig
handel bedreef met een eigen kapitaal. Maar zij deed dit voordat Mohammed met
de openbaring was begonnen, meer nog: Mohammed had de tijd tot mediteren omdat
zij voor de kost zorgde. Zodra zij zich echter aan het nieuwe geloof van haar
man onderwierp, ging het met haar zaken achteruit en zij eindigde straatarm. De
andere vrouwen van de profeet waren de gevangenen van een harem maar sommigen
onder hen - Umm Salamah, Aïshah - konden later een rol spelen in de
opvolgingsstrijd, omdat zij uitpakten met uitspraken van de profeet op het
moment dat één van de partijen die nodig hadden. Vooral Aïshah werd vermaard
voor deze herinneringen maar uitgerekend zij had geen enkel onderwijs genoten,
zij was al getrouwd toen ze negen was. Het is dus duidelijk dat de emancipatie
waar Samira Azabar het over heeft, reeds bestond voor de islam en zich daarna
diende te beperken tot het aanreiken van munitie voor de mannen, vanuit een
harembestaan. Azabar heeft helemaal geen zoektocht ondernomen in de bronnen,
maar een islam geconstrueerd naar eigen beeld en gelijkenis, sterk beïnvloed
door elementen uit haar atypische gezinssituatie (haar ouders vonden het
belangrijk dat zij studeerde) en haar katholieke opvoeding. Op zich is daar
niets op tegen, vermits zij zich als persoon daar beter bij voelt. ‘Haar’ islam
is ook sympathiek maar volkomen in strijd met deze die wordt uitgedragen door
de officiële islaminstanties. Daarbij zet ze zich af tegen de katholieke
invloeden, die waarschijnlijk dieper op haar hebben ingewerkt dan zij zichzelf
graag toegeeft, op een manier die feitelijk unfair is. Zo zegt ze bijvoorbeeld:
‘De islam stelt ook dat man en vrouw gelijk zijn, dat ze uit dezelfde elementen
geschapen zijn. Dit stond lijnrecht tegenover het katholieke scheppingsverhaal
dat ik op school leerde, waarbij Eva de verleidster en de mindere was. Dat zie
je niet in de islam, dat de vrouw als zondig wordt bestempeld. Ook niet in
andere bevrijdende lezingen van de Bijbel en Thora’; Vermeersch, die er niet
van kan verdacht worden het katholicisme in zijn hart te dragen, toont
vakkundig aan - met liefst acht voorbeelden uit Koran en Hadith - dat deze
bewering haaks staat op de islamitische geloofsbronnen. Door de ontkenning van
de waarheid omtrent haar geloofsbronnen komt Azabar echter ook tot verwrongen
opvattingen omtrent de actualiteit. Zo verdedigt zij het dragen van de
hoofddoek, als een voortdurend zichzelf herinneren aan de verheven
emanciperende doelstellingen van de islam. Zij verklaart niet waarom de vrouwen
zulk een herinnering dienen te dragen, en mannen niet, en hoe dit strookt met
haar bewering van gelijkheid tussen de geslachten. Zij amalgamiseert ook het
dragen van de hoofddoek met dat van de burka, en stelt vrouwen die dit laatste
doen voor als moedige wezens die zich tegen mediadruk verzetten. Dat het land
waar deze burka als het ware ‘uitgevonden’ werd - het Afghanistan van de
Taliban - niet slechts elk vrouwenrecht ontkent, maar van het verdrukken van de
vrouw een principe heeft gemaakt, laat haar onverschillig, zodat zij blind is
voor de agressieve vrouwvijandigheid die van dit symbool uitgaat. Voor haar
volstaat het dat die vrouwen zich daarbij goed voelen, maar als sociologe
vergeet zij wel dat het een antropologisch gegeven is dat vrouwen zich vaak als
behoedsters opwerpen van de patriarchale traditie die hen onderdrukt. En dat
deze patriarchale traditie op zijn minst steun vindt in de Koran die zij
blijkbaar niet gelezen heeft, of niet wenst te citeren. Vermeersch haalt haar
gefantaseerde islam onderuit met citaten uit de werkelijke traditie. Hij doet
dat echter op een zeer respectvolle wijzen en brengt in zijn antwoord ruim
begrip op voor de cognitieve dissonantie die zich voordoet bij moslims en
moslima’s die de weg van de emancipatie willen bewandelen. Hij bepleit evenwel
dat ware emancipatie onmogelijk is zonder respect voor de waarheid. In een
redactionele inleiding maakt DWM daarvan dat Vermeersch beweert dat emancipatie
en geloof niet te verzoenen zijn. Dat zegt hij evenwel niet, wel dat men in
naam van het geloof evidente feiten niet mag ontkennen. Hij kan zich
bijvoorbeeld verzoenen, zegt hij, met een islam die vooral de nadruk legt op de
Mekkaanse openbaring (voordat Mohammed een krijgsheer was geworden) en deze uit
Medina als tijdsgebonden relativeert. Om dit respectvol onderscheid te
begrijpen, moet je natuurlijk een minimaal inzicht hebben in de geschiedenis
van de islam. Dat heeft Jan Blommaert - huissocioloog van DWM - duidelijk niet.
Toch acht hij zich geroepen om Vermeersch meteen te weerleggen - Blommaert gaat
op geen enkel inhoudelijk argument van Vermeersch in, maar pakt hem ad hominem.
Zijn centrale verwijt: het betoog van Vermeersch zou scholastiek zijn. Daardoor
zou hij de waarheid verwarren met een betoog met een bepaalde taalkundige
structuur (hij legt niet uit wat hij daarmee bedoelt - waarschijnlijk de regels
van de aristotelische logica die in de scholastiek inderdaad hoog aangeschreven
stonden). Daarmee zou Vermeersch mensen plat slaan. Blommaert haalt twee
concrete dossiers aan waarin hij dit zou gedaan hebben: het ontzeggen van
stemrecht aan migranten; en het verdedigen van de Eerste Golfoorlog tegen Sadam
Hoessein. In beide gevallen maakt hij een karikatuur van de visie die
Vermeersch verdedigde. In het stemrecht voor migranten zou Vermeersch gezegd
hebben dat dit tot een absolute meerderheid voor het Vlaams Belang zou leiden.
Mogelijk heeft hij iets dergelijks beweerd in het vuur van zijn betoog - ik
beschik niet over een bloemlezing van alles wat Vermeersch ooit heeft gezegd en
onderschat het temperament van de gevierde professor niet. Maar dit zal zeker
nooit zijn centrale betoog zijn geweest, want dan zou hij iets gedaan hebben
wat hij als ethicus zichzelf nooit zou toestaan, namelijk een algemene regel
ophangen aan een punctueel probleem. Veel waarschijnlijker is dat hij erop zal
gewezen hebben dat dit stemrecht al een gegeven was voor vreemdelingen die zich
tot Belg lieten naturaliseren (met de dubbele nationaliteit), en dat een
weigering om dit te doen neerkwam op een weigering tot de Belgische gemeenschap
te behoren. Zodat men vrijwillig afstand deed van het stemrecht. Grover is
Blommaert in de kwestie van de Golfoorlog. Hij beweert dat Vermeersch ‘er zeker
van (was) - waarheid! - dat Saddam Hussein verdelgingswapens aanmaakte en dus
een nieuwe Hitler dreigde te worden.’ Nu ben ik er wel zeker van dat Vermeersch
dit nooit gezegd heeft. In de aanloop van de Eerste Golfoorlog van 1991 was er
geen discussie over die wapens maar over een aanval op Koeweit, die door de
voltallige Veiligheidsraad veroordeeld werd, met een mandaat om dit land te
bevrijden als gevolg. Vermeersch stond daar inderdaad achter. Pas in de Tweede
Golfoorlog uit 2003 stond de discussie over massavernietingswapens wél centraal.
Bush en Blair beweerden met zekerheid te weten dat die er waren, de UNO ging
niet akkoord en zij vielen het land dus aan zonder mandaat. Vermeersch keerde
zich radicaal tegen die tweede oorlog. Blommaert legt Vermeersch dus precies
het omgekeerde in de mond dan hij uitgesproken had. Dat is dus de manier waarop
Jan Blommaert zijn taalkundige structuur opbouwt: eerst legt hij iemand woorden
in de mond die hij niet gesproken heeft; en daarna veroordeelt hij die persoon
omdat hij met de woorden die hij wel spreekt een coherenter betoog opbouwt dan
degenen met wie hij het niet eens is. Dat Blommaert daarbij pleitbezorger wordt
van een taalkundige structuur die de islam totaal andere bedoelingen
toeschrijft dan in het heilige boek van de islam worden geformuleerd, is
daarbij meer dan opmerkelijk. http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/03/06/
en http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/03/08/
°°°
Die
Koran-Trees heeft natuurlijk recht van spreken. Iedereen heeft dat. Al zou ik
haar ietwat eer fiducie betonen, moest ze een tijdlang en langtijdig in de
Muzel-wereld geleefd en gewerkt hebben. Daarom nog niet precies als
harem-gevangene, maar als kindvrouwtje
dat aan 12 jaar uitgehuwelijkt werd aan een ’Nonkel’ van 72 jaar die haar cash
betaald had met 1 kameel en 4 geiten.
Kijk,
Ma, ik ga hiervoor een van Uw spreekwoorden opblinken. Hoe dikwijls heb ik U
niet horen zeggen : “De duivel is het
branden gewoon, maar hij zou daar toch wel weg willen”….
Of,
zoals G. Gezelle dichtte : ‘Het beestje is wel schoon genoeg, maar ’t heeft zulke
hete pootjes’….
U
kunt die versregel terugvinden in het dichtwerkje ‘Een schalkaard had een bie
gevangen’…maar die Madam zal dat wel niet kennen….
°°°
°°°
Geen opmerkingen:
Een reactie posten