donderdag 1 oktober 2009

LEBENSBORN TEGENOVER ABORTUS


LEBENSBORN TEGENOVER ABORTUS
Hitlers kindercrèche in de Ardennen
• zaterdag 26 september 2009

• Auteur: Lieven Sioen

Verpleegsters met raszuivere baby's in een 'kraamkamer voor de Führer' in Bad Wiessee. Onder de paraplu van Lebensborn wilde Himmler zoveel mogelijk 'raszuivere' kinderen kweken door arische vrouwen te laten bevruchten door Duitsers. ap
© WILLIAM C. ALLEN
Een moeder en een zoon getuigen over Lebensborn — Lebensborn moest het arische bevolkingscijfer opdrijven. Daarvoor werd ook in het Waalse Wégimont een kraamkliniek voor raszuivere kinderen ingericht. 'Mijn moeder heeft me daar net op tijd weggehaald.'
Op een boogscheut van Luik, waar de agglomeratie overvloeit in de groene Ardennen, ligt het mooie kasteel van Wégimont. Een trouwpaartje laat zich voor de poort fotograferen, schoolkinderen doen een zoektocht in het park, hun onderwijzers genieten op een bank van de zon. Op de eerste herfstdag lijkt het nog een beetje vakantie in het domein.

Tijdens de bezettingsjaren weerklonk hier ook het gejoel van kleine kinderen. Jonge moeders en verzorgsters in smetteloos wit wandelden met kinderwagens langs de vijver en onder de eikenbomen. Maar het was geen Frans dat de vrouwen toen praatten. Duits was de voertaal, en aan de poort van het kasteel hielden SS-soldaten de wacht. Alleen buurtbewoners die er werkten, hadden nog toegang tot het kasteel. In het dorp gonsde het van de geruchten. Op 4 april 1944 schrijft de dorpspastoor in zijn dagboek: 'De internationale kraamkliniek is in volle bedrijf. Het is de georganiseerde zedeloosheid.'

Het naziregime had in november 1942 in het kasteel van Wégimont een zogenaamde Lebensborn ondergebracht, een kraamkliniek voor de kinderen die SS'ers en Wehrmachtsoldaten hadden verwekt bij Belgische moeders. Het was de Duitse soldaten, op enkele uitzonderingen na, verboden te trouwen met lokale vrouwen. Maar tegelijk mocht geen enkel raszuiver kind voor het arische volk verloren gaan. In Wégimont konden de ongehuwde zwangere vrouwen in alle discretie, en omringd met de beste zorgen, het Herrenvolk verrijken.

Sommige van die vrouwen collaboreerden met de nazi's. Enkelen waren van lichte zeden, voor nog anderen was een Duits lief een uitweg uit de armoede. Maar veel van de vrouwen in Wégimont waren ook simpelweg verliefd geworden op een soldaat.

Verboden liefde

Tweehonderd kilometer ten oosten van Wégimont, op de militaire luchthaven van het Oost-Vlaamse Ursel, was de Wehrmachtsoldaat Johann E. gelegerd. Niet ver daarvandaan, in Maldegem, lag de boerderij van de ouders van Clémence F. Toen Clémence op een dag in 1942 naar haar nichtje fietste, werd ze op de grote baan door de mooie soldaat aangesproken. Bijna zeventig jaar later kon Clémence het gesprek nog bijna letterlijk overdoen (zie kader). ' “Awel, meedche, wo feerst doe hien?, vroeg die soldaat. Ik verstond geen woord Duits, maar ik wees naar ginder en hij was natuurlijk zo slim te zeggen dat hij dezelfde richting uit moest.'

Clémence en Johann fietsten samen verder, ze wisselden adressen uit, begonnen te corresponderen en na een tijd ook af te spreken. 'We waren heel jong', vertelt Clémence. 'Hij zat bij de Luftwaffe en kwam uit Oostenrijk. Ik had daar nog nooit van gehoord. Wat wisten wij van de wereld, op achttien jaar? Zelf heeft hij me nooit over de oorlog gesproken. Behalve die ene keer, toen hij zei dat de Duitsers zijn land hadden geannexeerd en helemaal hadden leeggehaald.'

Voor het verliefde stel in Maldegem was de oorlog ver weg. Maar Clémences ouders hadden gemengde gevoelens bij de relatie. 'Hij probeerde bij ons op de boerderij te helpen bij de oogst', herinnert Clémence zich. 'Maar dat wilde mijn moeder niet. Ze was bang voor de reacties van de buren, maar even bang was ze dat ze me nooit meer terug zou zien als de relatie bleef duren.'

Veel vooruitzichten had het jonge stel nochtans niet. Johann E. bood aan om met Clémence te trouwen, maar dat weigerde zijn commandant. Wehrmachtsoldaten mochten zich niet inlaten met lokale meisjes. Een jaar later werd hij overgeplaatst. Clémence bleef achter. Zwanger.

'Ik wist niet waarnaartoe', vertelt Clémence. 'Geen enkel moederhuis wilde mij hebben als ongehuwde moeder.' Uiteindelijk kon Johann E. via de sociale dienst van het leger een oplossing regelen. 'Zo ben ik in Wégimont beland. Eerst moest ik me op een kantoor in Brussel aanmelden, om alle papieren te regelen, maar ook om een reeks onderzoeken te ondergaan. Onder meer naar mijn familie en mijn ras. Je mocht niet van Joodse afkomst zijn.'

Kinderen voor het rijk

In Wégimont moest Clémence het pseudoniem Frau Anni aannemen. Ze kende ook de ware namen van de andere moeders in het tehuis niet. Op juli 1943 beviel ze er van een zoon. De geboorte werd geregistreerd op het hoofdkantoor van Lebensborn in München. Voortaan hoorde het kind het Duitse Rijk toe. Toch hoor je Clémence geen kwaad woord vertellen over de Lebensborn in Wégimont. 'Daar was ik tenminste wel welkom. Men zorgde er uitstekend voor de moeders en de kinderen. Ze waren altijd schoon gewassen en mooi gekleed. En ik heb daar voor het eerst appelsienen gegeten. Ik kon niet beter terechtgekomen zijn.'

Er verbleven zo'n twintig meisjes in de Lebensborn van Wégimont, herinnert Clémence zich. Vlaamse en Waalse moeders, maar ook meisjes uit Frankrijk en zelfs uit Noorwegen. Onder elkaar spraken ze Duits, of een beetje Frans. 'Het personeel kwam uit de streek, maar de vroedvrouw en de verpleegsters waren Duits. Er was één verzorgster voor zes kinderen. De kinderen leefden in grote zalen, maar daar mochten wij niet komen. We mochten wel buiten met ze wandelen in het park. Maar we mochten niet buiten het kasteel komen. Contact met de plaatselijke bevolking was verboden.'

Wégimont was kraamkliniek en crèche tegelijk. Moeders konden er bevallen, maar ze konden er hun kinderen ook laten opvangen als ze weer uit werken gingen. 'Ikzelf ben drie maanden in Wégimont gebleven', vertelt Clémence. 'Daarna ben ik als dienster gaan werken in een Duitse legerrefter in Brussel. Tot ik goede opvang had gevonden voor mijn zoon, kon ik hem in Wégimont achterlaten.'

Clémence heeft ook goede herinneringen aan de hoofdverpleegster van Wégimont, frau Inge Viermetz. Zij kreeg later een topfunctie binnen de Lebensborn, waarvoor ze na de oorlog terechtstond op het proces van Nürnberg. 'Ik was bereid om in haar voordeel te getuigen,' zegt Clémence, 'want ze was zo goed geweest voor de mensen.' Inge Viermetz en het topkader van Lebensborn werden uiteindelijk vrijgesproken in Nürnberg.

Ellendige geschiedenis

'Nürnberg heeft de misdadigheid van Lebensborn onderschat', reageert Gerlinda Swillen, die voor het Studiecentrum van de Tweede Wereldoorlog (SOMA) onderzoek doet naar het lot van de zogenaamde oorlogskinderen, kinderen die door de vijand zijn verwekt bij Belgische vrouwen. Experts schatten dat er zo twaalf- à twintigduizend zijn geboren in België. Slechts een heel klein deel daarvan is in de Lebensborn van Wégimont ter wereld gekomen.

'In Nürnberg voerde de verdediging aan dat Lebensborn een liefdadigheidsinstelling was, zoals ook Clémence het had beleefd', zegt Swillen. 'In werkelijkheid is Lebensborn een ellendige geschiedenis.'

'Het klopt dat veel ongehuwde moeders alleen in Wégimont terechtkonden. Maar altijd op voorwaarde dat ze raszuiver waren. Want Lebensborn diende uiteindelijk dezelfde racistische bevolkingspolitiek als de uitroeiingskampen. Het arische ras moest gezuiverd worden van onzuivere elementen, en tegelijk moest de verwekking van zoveel mogelijk arische kinderen gestimuleerd worden.'

Het project Lebensborn zag al in 1935 het licht en was een geesteskind van Heinrich Himmler, die droomde van een rijk van 120 miljoen raszuivere Duitsers. Daartoe werd abortus verboden en werden kraamklinieken opgericht om ongewenst zwangere vrouwen in de best mogelijke omstandigheden te laten bevallen. 'Een babyfabriek of SS-bordeel, wat de fantasie er achteraf van gemaakt heeft, was Lebensborn ook niet', vertelt Gerlinda Swillen. 'Maar de hoofdarts, Gregor Ebner, was wel een uitgesproken racist, die borelingen met een gebrek of een geestelijke afwijking onverbiddelijk liet verwijderen naar concentratiekampen.'

Lebensborn kende vele varianten, naargelang van het bezette land. In het 'raszuivere' Scandinavië werden relaties tussen bezetters en lokale vrouwen gestimuleerd. Noorwegen telde negen Lebensbornhuizen, waar zo'n zevenduizend kinderen zijn geboren. Een Vlaamse vrouw was aanvaardbaar voor het Herrenvolk. Relaties met Waalse en Franse vrouwen waren verboden, want het Romaanse ras werd inferieur bevonden. Maar naarmate de Duitse jeugd door de oorlog uitgedund werd, werden de regels ook daarin soepeler.

De grootste misdaden beging Lebensborn echter in Oost-Europa, waar de SS zelfs overging tot het ontvoeren van kinderen met arische kenmerken om het Duitse bevolkingscijfer op te drijven. Men schat dat zo tweehonderdduizend kinderen zijn gekidnapt voor adoptie door Duitse ouders. 'Om het Duitse superras aan te vullen, heeft men de biologische identiteit van al die kinderen gestolen', zegt Gerlinda Swillen. 'Velen van hen zijn daardoor zwaar getraumatiseerd. Ze moeten leven met een ondraaglijke leegte.'

Naam- en staatloos

Ook de Lebensborn van Wégimont heeft meer ellende dan geluk voortgebracht. 'We moesten kiezen of we ons kind wilden houden of ter adoptie afstaan', vertelt Clémence. 'Ik heb nooit adoptie overwogen. Maar er zaten in Wégimont veel vrouwen die wel blij waren dat ze van hun kind af waren. Ze tekenden, pakten hun koffer en waren weer weg. Die kinderen bleven dan in Wégimont tot ze zes of zeven maanden waren, en vertrokken dan naar Duitsland.'

Wie die kinderen zijn en waar ze terechtkwamen, is nauwelijks bekend. Alle documentatie over Wégimont is door de nazi's verbrand. In verschillende Europese landen zoeken nog altijd Lebensbornkinderen wanhopig naar hun echte ouders. Onder hen de Fransman Walter Beausert. Om de muur van stilte rond Lebensborn te doorbreken, bracht hij zijn verhaal een tiental jaar geleden in de openbaarheid.

Walter Beausert groeide op in weeshuizen en pleeggezinnen. Niemand kon of wilde hem vertellen wie hij was, waar hij vandaan kwam, wie zijn ouders waren en hoe ze gestorven waren. Zijn omgeving had wel vermoedens; met blonde haren en blauwe ogen kreeg Beausert als kind allerlei verwijten naar het hoofd geslingerd: Sale fils de boche, vuil moffenjong.

Het duurde tot 1986 voor een wetswijziging Walter Beausert toegang gaf tot zijn dossier bij de sociale dienst. Toen pas ontdekte hij dat hij geen Fransman is, maar Belg, geboren in Wégimont, zoon van een Duitse soldaat en een Belgische moeder. Zijn moeder had twee zonen van haar Duitse vriend. Een heeft ze gehouden, Walter liet ze in Wégimont achter. Toen de geallieerden oprukten en Wégimont inderhaast werd ontruimd, evacueerde de SS de kinderen naar Duitsland. Daar trof het Amerikaanse leger hem aan in een tehuis. Omdat de peuter reageerde op Frans, bracht het Rode Kruis hem uiteindelijk naar Frankrijk, waar Walter Beausert zijn nieuwe naam, nationaliteit en geboorteakte kreeg.

Na een lange zoektocht door de weinige bewaarde archieven is Walter Beausert er nagenoeg zeker van dat hij zijn ouders heeft kunnen identificeren. Hij heeft zijn moeder, die in de buurt van Luik woonde, zelfs bezocht en een lang gesprek met haar gehad, maar de vrouw gaf niet toe hij haar zoon was. Walter Beausert reist nog geregeld naar de streek van Wégimont, op zoek naar een herkomst die hem ontstolen is.

'Die bodemloosheid heb ik bij veel oorlogskinderen vastgesteld, zegt Gerlinda Swillen. 'Ze groeien op, omringd door familiegeheimen, met schaamte, met verwijten en zonder vader. Een van de meest gehoorde opmerkingen bij oorlogskinderen is dat men hun jeugd gestolen heeft.'

Goede thuiskomst

'Dat had ook mijn lot kunnen zijn', zegt Olaf, wanneer ik hem het verhaal van Walter Beausert vertel. We bevinden ons in het Brugse ommeland, in de mooie villa van een tevreden man met geslaagde kinderen en een mooie carrière achter de rug. Dat is trouwens de reden waarom Olaf zijn verhaal liever anoniem vertelt. En nee, het pseudoniem Olaf is niet ver gezocht. 'Het was de gewoonte om in Wégimont Noors klinkende namen te geven aan de kinderen. De nazi's keken op naar Scandinavië.'

Olaf is de zoon van Clémence F. Hij is in juli 1943 in Wégimont geboren. Zijn moeder heeft die herkomst nooit geheimgehouden. Toen hij dertig was, is Olaf al een eerste keer met zijn eigen kleine kinderen naar Wégimont gegaan, om bij de burgerlijke stand naar bijkomende informatie te zoeken. 'Ik was lang niet de enige, zei de ambtenaar me. Geregeld kwamen mensen uit verschillende delen van de wereld in het gemeentearchief een spoor naar hun echte ouders zoeken.'

Olaf vult het verhaal van zijn moeder verder aan, zoals zij het hem altijd heeft verteld. 'Mijn moeder wist van aanpakken, want toen ik was geboren, is ze er op de een of andere manier in geslaagd om me ook in de gemeente te laten registreren. Iemand had haar gezegd dat ze me zo altijd zou kunnen terugvinden.'

De maanden gingen voorbij. Clémence werkte in Brussel, Olaf zette zijn eerste stapjes in het park van Wégimont. 'Tot eind augustus 1944 iemand mijn moeder kon waarschuwen dat Wégimont ontruimd zou worden. Als ze niet wilde dat ik naar Duitsland werd gebracht, moest ze me als de bliksem gaan ophalen.'

Door de vele bombardementen kostte het Clémence uiteindelijk twee volle dagen om de Lebensborn te bereiken. Nog net op tijd. Ze kon Olaf meenemen en keerde met hem terug naar huis, in Maldegem, waar ze goed werd ontvangen. 'Ik was de zoon die hij altijd wilde hebben, zei mijn grootvader. Hij had ondertussen de pensioenleeftijd bereikt. Om me tegen eventuele pesterijen te beschermen, heeft hij zijn boerderij verkocht en zijn we naar de kust verhuisd. Daar heeft niemand ooit nog een opmerking over mijn herkomst gemaakt. Na de oorlog waren zoveel gezinnen uiteengeslagen, dat men geen vragen stelde bij een ongehuwde moeder met een kind.'

Olaf vertelt dat zijn moeder nog enkele brieven heeft gewisseld met zijn biologische vader, die haar vroeg om naar Oostenrijk te verhuizen. 'Maar mijn moeder was realistisch genoeg om te beseffen dat ze in het verslagen en kapotte Oostenrijk weinig toekomst had. Pas veel later, toen ik vijftien was, is ze hertrouwd met een man van hier.'

Is Olaf zelf nooit nieuwsgierig geweest naar zijn vader, vraag ik. 'Eigenlijk wel, maar ik heb die zoektocht altijd voor me uit geschoven. Pas nu heb ik via Gerlinda Swillen aan Duitse instanties gevraagd om het dossier van mijn vader te zoeken en, wie weet, met familie in Oostenrijk in contact te brengen. Want onderhuids moet mijn geschiedenis toch wel sporen hebben nagelaten. Sinds mijn huwelijk hou ik alle familiedocumenten bij. Van mijn moeders kant, van de familie van mijn vrouw. Alleen over mijn vaders lijn bezit ik niets. Mijn grootmoeder heeft op een dag alles verbrand. De foto's, de brieven, er bleef geen enkele spoor over. Dat vind ik heel jammer.'

Ik heb geluk gehad, besluit Olaf. 'Geluk dat ik niet naar Duitsland werd gebracht, om na de oorlog naam- en staatloos in een weeshuis op te groeien. Geluk dat mijn grootouders ons hebben willen opvangen. Geluk ook dat ik een goede stiefvader kreeg. Het is de meeste oorlogskinderen veel slechter vergaan.'


Bron Le Standaer
Boeketje Digitalis (Uitgebloeid)
Bij deze weer zo’n lief klein akkefietje als daarstraks met die bomme-de-bom-verkleed-moslims draagvader of draagmoeder….In voorgaand stukje (over de menselijke bom) ben ik wel vergeten te wijzen op een mogelijke tegenmaatregel van onze kant. Onze ‘geleerden’ moeten toch in staat zijn om de ontsteking van die dingen te verhinderen! Door bijvoorbeeld stralingen uit te zenden, die met behulp van de aanwezige menselijke warmte, zorgen voor een gecontroleerde inwendige losbranding? Wie geen bom-inplantaat draagt voelt niets – maar iedereen die (op veilige afstand) binnen een bepaalde perimeter komt en drager is van zo’n vernietigingswapen, uiteenspat en in rook verdampt!? Of kijken jullie dan nooit naar science-fictionfilms?
Maar nu de meer onschuldige kwakkel van de ‘Nazi-Levensbron’, reden van onderhavige repliek ter rechtzetting. Iedereen die iets of wat gelezen heeft over deze wilde tijden (waarmee bedoeld wordt tijden als bij de wilde dieren) weet dat er binst de bezetting geen enkele Duitse soldaat ook maar één vinger met seksuele bijbedoelingen ongestraft heeft uitgestoken naar een vrouwelijk wezen.. Het was hen ook niet aangeraden, want op aanranding van de eerbaarheid stond de doodstraf. Een stelregel waar zelfs in de vernietigingskampen niet van afgeweken werd, naar het schijnt. Dat was in ’44, na de Duitse aftocht, wel even anders, (en ook in ’40, vòò de Duitse doorbraak), waar niemand die een rok droeg, en tussen 10 en 100 jaar oud was, veilig was voor de Engelse en de Franse militairen….Zelfs de o zo katholieke Polen smeten er niet naar met hun klak….Heb ik van horen zeggen, want over die dingen wordt niets verteld aan een kind van 4 of 8 jaar oud. Wie van de bevolking gedurende de 4 lange bezettingsjaren verliefd werd op een Duitse ‘Gefreiter’, of soldaat (de officieren zouden waren meer gegeerd zijn, vnl door de elite, die later meestal vrijuit ging…in tegenstelling tot de simpele volksmeisjes en volksvrouwen, die na de Bevrijding erger behandeld werden dan losgelaten wild), deed dat uit vrije wil en uit verliefdheid zonder begin noch einde, die dikwijls het niveau van aanbidding bereikte.
Er zijn er ook vele minder mooi gedraaide exemplaren, bijna gestorven van verdoken liefdesverdriet….maar die konden zich op hun concurrentie wreken, na de Bevrijding. Zij waren dan dikwijls de ergste furies….Ik heb in die verduisterde (en verduitste) jaren vaak zo’n koppeltjes zowel in de voor- al in de namiddag in de velden zien lopen, arm in arm of erger en beter, maar ik vond het toen niet de moeite waard om alles daarover te weten te komen. Die Duitsers waren trouwens bijna zo goed als de enige jonge doelgroep van onze amoureuze vrouwelijke jeugd. Zij, de Overwinnaars, hadden in hun vrije tijd inderdaad de vrije jacht in onze streek. ‘Freies Manoeuver’ zo te zeggen….Onze broers en neven immers waren aan het werk, of hielden zich onledig met het smokkelen of aan het bijklossen in de voedingsbranche…. Dikwijls onder de mom van Verzetslieden en toekomstige helden, eenmaal alle gevaar zou geweken zijn.….Ik denk dat de bloem van onze eigen jeugd ook ofwel al-dan-niet tewerk gesteld was in Duitsland, of ergens aan de Atlantikwall, ofwel ondergedoken zat. De oorlog begon toen inderdaad te nijpen…Die knappe Duitse soldaten, maandenlang van huis en ver van de Heimat, werden dikwijls na wekenlange stille bewondering, als onoverwinnelijke jonge goden spontaan om de hals gevlogen en aangeklampt …Met hen kon gedanst en gevierd worden, zij hadden de Marken, de tijd en de gelegenheid – en ook, zij waren dikwijls de onderdanige op ‘wederdienst’ in natura beluste leveranciers van begeerlijke vrouwelijke attributen. Schoenen bijvoorbeeld, of nylon onderkleren. Wisten die onnozele gansjes toen dat die leder- of textielwaren dikwijls afkomstig waren van Joden, via militaire sluipwegen uit streken van aan de andere kant van Europa, want in onze streek kwamen er geen weg te voeren Joden voor.
Ik kan de situatie vrouwelijk schoon versus Duitse dapperheid het best getuigen met de woorden (in de jaren ’70) van mijn oud geworden lieve schoonmoeder zaliger, een doodbrave doorchristelijke boerin op een klein boerderijtje in de vlasstreek, dat met moeite voor het kroostrijk gezin binst de oorlog het nodige kon opbrengen. In de bloedhete Mei-dagen van ’40 was zij voor de zoveelste keer hoogzwanger, en terwijl rond het Sas van Ooigem de Slag aan de Leie woedde, bekwam zij van de oprukkende Duitse Legerleiding de toelating om door de linies terug te fietsen naar huis, om de dieren te voederen en de koeien te melken. Mijn lieve schoonmoeder (over haar geen onvertogen woord: zij was een heilige!) moet in die dagen een niet-onknappe verschijning geweest zijn, zelfs in haar ‘gezegende’ toestand. Zij vertelde toen altijd voorkomend en vriendelijk bejegend te zijn geweest, terwijl nochtans de strijd, enkele kilometers verderop, in alle hevigheid woedde. Op de Duitse stafkaarten stond namelijk de meest recentste rechttrekking van de Leie-arm, aan het sas van Ooigem, met de samenvloeiing van de Leie en het Kanaal naar Roeselare, niet vermeld. Als, na harde en hevige gevechten de voorhoede de oude bedding had ingenomen, kwam ze uitzinnig van wede, tot de vaststelling met hun zwaar materieel, pantzers en kannonen …op een nietig eiland te zijn terecht gekomen, waar zij als ratten in de val zaten. Zij kwamen voor de nieuwe recht getrokken veel bredere arm te staan, die deze keer door Ardense Jagers zeer zwaar verdedigd werd. Ik kan het weten (alleen de plaats en de spelers) want heb 20 jaar – tot 1987 - daar in de 1e Linieregimentsraat gewoond. De gevechten duurden een paar dagen en nachten, en mijn brave schoonmoeder wist te zeggen, dat zij toen gezien heeft, samen met nog andere teruggekomen buren-boeren en dorpelingen, dat alles wat wielen had, gesneuvelden en gewonden door elkaar gesmeten in paniek, in een gestage stroom, afvoerden, weg van het strijdtoneel, naar achteren, stromen bloedsporen op de kasseien achterlatend…Gans de hofplaats stond proppensvol voertuigen van alle slag en soort, waartussen de officieren schuimbekkend van woede rondbriesten en de vermoeide manschappen afsnauwden.
Het belgisch Opperbevel, vertegenwoordigd door een paar onderofficieren, kwam, de dag nadien, in de voornacht met witte vlag en onder zware bewaking met veel eerbetoon, door de Duitse linies, om een wapenstilstand aan te bieden. Dat gebeurde in de Villa Seynnaeve (thans afgebroken) aan de grens Wielsbeke/Ooigem/Oostrozebeke, zijnde het Duitse Hoofdkwartier, net aan de overkant van de vaart. Hiervan bestaan historische foto’s die vanzelfsprekend uiterst zeldzaam zijn, zodat de officiële versie van de Wapenstilstand ondertekend op 28 Mei ’40 in de voormiddag door Leopold III in het voor het Koninklijk image veel beter ogend Kasteel van Wijnendale, niet in het gedrang komt….De wapens echter zwegen, op eerste vraag van het belgisch operette-leger, de avond ervoor, vanaf 23 uur….En dit na 18 dagen hopeloze vertwijfelde weerstand aan een miljoenenleger, uitgerust met het beste materieel ter wereld… murw gebombardeerd door horden ‘Stuka’s’ – ‘Sturzkampflugzeuge – die in groep en met oorverdovend geloei zich met gloeiend mitrailleurvuur en preciesie-bombardementen op de door vluchtelingen verstopte landwegen van West Vlaanderen stortten. Ook dat kan ik weten, want ik schuilde toen met de ganse familie aan de kant van de weg, in een oude ondergelopen bunker uit WO I, aan de grens met Langemark en Poelkapelle. Ons vader wilde daar bij zijn zuster overnachten om dan verder te vluchten naar Eernegem, waar ons moeder vandaan was….Wij waren , niet alleen, want iedereen wilde weg, richting de veilige kust…. die nog vers in het geheugen van de Ieperlingen lag, die zich de verwoestingen van ’14-’18 maar al te levendig konden herinneren….
Eigenlijk vertel ik dit verhaal over een persoonlijke getuigenis over de Slag aan de Leie in die bloedhete Meidagen alleen maar om bij die ouderlijke hofplaats vol Duitse manschappen en voertuigen van alle slag en soort, en de Lebensbornen, uit te komen.
’s Morgens rond 04 uur, toen het amper daagde, herbegon het rumoer en de beweging tussen de voertuigen, Het schieten en het kanongebulder verflauwde, de licht was vrij van de moordende vliegtuigen, want de strijd was zo goed als beslecht. De Ardense Jagers zouden gesneuveld, of krijgsgevangen genomen geweest zijn….De kraaien brachten deze berichten uit, want de officiële bronnen langs weerskanten, zwegen in alle talen. ….Moeder wilde weer vertrekken, maar werd vriendelijk doch dringend aangemaand niet op straat te komen, zogezegd deze keer wegens het gevaar, maar naar haar aanvoelen, meer om de gestage stroom van voertuigen waaruit bloed bij beken lekte, niet te moeten ondergaan. Ook dat moest doorgaan voor Duitse ridderlijklheid….Ondertussen waren de manschappen zich, grappend en zingend uit volle borst, met ontbloot bovenlijk aan het wassen aan de pomp in het midden van de hofplaats. Ochtendlijke vriestemperaturen, wist Moeder zich te herinneren, en bij ondervinding, bijgevolg ijskoud pompwater…Wie zich scheerde, stond met ingezeept gezicht voor zijn soldatenspiegeltje, ergens staand op of opgehangen aan de voertuigen….Zij trokken inderdaad zingend en fluitend naar de dood, of de overwinning! Bevreemdend, ontmenselijkt, maar schoon in hun overmoedige jeugd!
Het toneel, wist Moeder te vertellen , was als een korte klad hemel midden in de hel..Zij veegde nog altijd een verdoken traan uit haar ogen, als ze dacht aan die jonge flinke soldaten, die qua leeftijd en zotternij, haar kinderen konden geweest zijn, of de vrienden van haar oudste zonen, die misschien een half uur later dood of doodbloedend konden afgevoerd worden. Zij trokken zingend; op een vooraf afgesproken teken, de hofplaats af, vrolijk wuivend en kushandjes gooiend naar dat dapper boerinnetje, dat zwaar leunend op haar volbeladen fiets, dat gewoel moest laten voorbij gaan.
Later, toen iedereen terug thuis was, mochten zij vaststellen dat niet één kip of kieken, een konijn of wat dan ook, verdwenen was, of dat er iets met opzet kapot was. Er was niet de minste schade aan huis of stallingen, buiten het gebroken vensterglas, de kogelgaten in de muren en die ene granaattrechter achter het woonhuis. Er waren zelfs een oude kookketel en wat koffiebonen achtergebleven. En wat chokolade-repen, die mijn schoonpa, de oude brombeer, in de gierpit gooide…nadat hij de proper gemaakte deuren en vensterluiken, die als berries gediend hadden, had terug gehangen.
Maar wat lieve schoonmama dan altijd op het einde er bij vertelde, met een zachte glimlach en een kleine tinteling in haar schalkse ogen, dat zij kon getuigen dat die Duitse kind-soldaten daar aan de pomp op haar hofplaats in de vroege morgen, schoon waren als jonge goden. Zeker geen bedorven kouwelijke moederskindjes! En vriendelijk als geen! Niet de minste schrik had ze er van overgehouden, al vlogen de kogels in het rond. Alleen een soort bewondering die ze waarschijnlijk nog dikwijls is gaan biechten…Zoals ik al zei, zij moet toen een mooie vrouw geweest zijn. Mijn vrouw was toen, inderdaad, haar nieuwe herziene maar niet voor verbetering vatbare uitgave…
Toen Schoonma op het einde van haar lange leven, over die dingen sprak, deed ze dat omdat ze wist dat ik veel bezig was met de waarheid zoeken achter de leugens. Ze kon dat toen gerust doen, want ‘de boer’ zoals zij Vader altijd noemde, was toen al jarenlang pottedoof. In het ander geval zou ik deze verhalen nooit hebben kunnen optekenen uit haar mond, want…’de boer’ was een verstokte koppige Anglofiel, steunend lid van de Boerenbond, kerkpilaar en in die functies dus een van mijn geduchtste tegenstanders in de familiale discussies over de oorlogsjaren…Dat hij echter de eerste oorlog, deze van ’14-’18 achter de linies heeft kunnen/mogen doorbrengen, heeft hij mij nooit willen uitleggen. Al mijn eigen nonkels zowel van vaders als van moederskant zijn aan de IJzer geweest en zijn als klein (of groot) oorlogsinvalide door het leven gegaan. Een Nonkel had zelfs levenslang in zijn levensonderhoud kunnen voorzien, dank zij zijn ‘frontstrepen’, wat dat ook moge zijn. Zijn geluk is echter van korte duur geweest, want hij is jong gestorven. Gepakt door ‘het’ gas….De meesten van mijn aangetrouwde nonkels schijnen in hoofdzaak vrijgesteld te zijn geweest….ergens wegens onmisbaar voor de eerste rang-economie….onontbeerlijk voor de eigen bevolking, tijdens de oorlog. Wat hen echt niet arm gemaakt heeft!
Rest mij alleen nog even dieper in te gaan op de praatjes van de Geallieerde Contra-Propaganda-Spionnage….over uitgelezen supermannen, de SS-Soldaten wier dienstplicht erin bestond om op batterijen, voor Führer en Vaterland, aan de lopende band soldaten te concipiëren bij een spoort menselijke broedkippen. Waarbij de Staat dan zorgde voor een verdere doorvoer en de afhandeling.
Dat het kleinste kind die propaganda altijd doorzien heft (buiten de opzettelijke leugenaars), doet blijkbaar, na al die jaren, nog altijd niemand steigeren. Zelfs als na de ineenstorting van het Duizendjarige Dritte Reich (die amper 122 jaar geduurd heeft) en de totale chaos, nergens ‘stoeterijen’ van enige omvang (ja toch!) zijn gevonden. Integendeel, wat men vindt zijn warme gezellige opvangtehuizen, waar ‘ongetrouwde jonge dochters’ in alle rust van hun ‘pakje’ af konden, onder de beste medische begeleiding zowel voor moeder als voor kind. Abortus kwam, vanzelfsprekend, ‘nicht im Frage’ want wettelijk gelijk gesteld met moord, wat het in feite ook was en nog altijd is….Voorbij de heerlijke tijden met hun lichtmatroos van de Kriegsmarine, of hun avonturlijke held van de Luftwaffe, of op lager échelon, hun Feldfraue Wehrmacht-grenadier….SS-ers van alle wapenen werden enigszins minder gegeerd vanwege hun opzichtige dolken en hun vechters-reputatie (van de SS-Kampbewakers wist toen niemand!) maar, anderzijds, omdat ze zo’n felle venten waren, lagen ze te hoog in de schuif en dus buiten bereik…Gelukkig waren ze zeldzaam in het Bezettingsleger….Als kind heb ik ze nooit maar op foto gezien….
Maar de opvangtehuizen voor deze ongehuwde moeders! Hoffelijkheid en medelijden, zeg maar. Notabene van Staatswege.
Voor radeloze meisjes, die dikwijls het huis ontzegd waren, werd er adoptie voor hun kind voorzien, alhoewel nergens enige dwang voor bestond. Als adoptie-ouders kwamen waarschijnlijk best en meest alleen Duitse echtparen in aanmerking. De redenen laten zich gemakkelijk raden….
Onmenselijk en harteloos zou geweest zijn, die gewilde of ongewilde zwangere meisjes aan hun lot over te laten….in een hen vijandige omgeving…
Omdat over deze menslievende instelling van de ‘Lebensborn’ niet kon/kan geschimpt worden, integendeel zelfs, werd/wordt dan maar de leugen van de massa-productie de wereld ingestuurd…Van leugens blijft altijd iets hangen….
Na de Bevrijding, en de bezetting door de Tommies en de Yankeess, veranderde de toon. De toen evengoed ‘bedrogen jonge dochters’ werden dan liefdevol als ‘soldatenbruidjes’ zelfs door de Kerk in bescherming genomen. De zogeheten schande was ‘thuis’ dan ook zoveel gemakkelijker om dragen Een kind krijgen van een ‘bevrijder’ was bijna een eer…een kind krijgen van een Duits was een blijvend merkteken en een levenslang trauma. De behandeling die deze verkeerde ‘soldatenbruidjes’ na de bevrijding moesten ondergaan, tart elke beschrijving. Ook omwille van die schande moet de belse onstaat tot in der eeuwigheid vervloekt worden. Het ging evenwel telkens bij de twee soorten zwangerschappen over een tot over de oren verliefd jong ding, dat zonder politieke bijbedoelingen, ofwel bij het goede paard terecht kwam, of opj het slechte gewed had…Waarbij moet gezegd worden, dat er van die oorlogsbruidjes onderweg naar Canada, Australië of Amerika, later niet veel positiefs meer vernomen werd….Toen droegen ook zij de littekens van hun khaki-zotheid, en die verschilde heus niet veel van de Feldgraue zotheid Voor Luftwaffe-grau of Kriegsmarine-blau diende dezelfde remedie: als tweedehands en geschonden meisjeszielen hadden zij zich te schikken naar de Nieuwe Tijden, en de Nieuwe Vrijer….
Ja, Himmler was een onmens! Maar voor het ongeboren leven had hij meer respect dan de huidige Europese ‘humanisten’….Die bouwen geen ‘Levensbronne-tehuizen’, maar kinder-cramatoria en crematooria voor tonnen menselijk ‘afval’ uit de abortus-klinieken…..Voor zover dit alles niet aangewned wordt in een (stemcellen-onderzoek’, op zoek naar het Eeuwig Leven, waarin de mens aan God gelijk wil zijn…

Pssst
L’Histoire se répète.
Djust, zou ik zeggen.
Want nu zijn we zo ver, dat onze j’onge dingen’ weer aanpappen met vreemdelingen, waarvan nog niet is uitgemaakt of het nu onze vrienden, ofwel onze vijanden zijn. Het ene nichtje heeft een droom-Pakistaan aan de haak, het andere een droomprins van Turksen bloede. Tlens zeggen de ouders (rememmber de jaren ’40-’45) ‘ Wat wilt U dat we er aan doen’? Als we ons verzetten, dreigen ze het land te verlaten. Zo maar. Ze willen zelfs niet eens meer naar Grtna Green om te trouwen voor de plaatselijke smid…Ze zijn wel bereid, mits onderhoudsgeld of leefloon voor twee, verder te studeren…En als er al een huwelijk komt, dan is het louter en alleen om met de vrijer de belse nationaliteit te delen, waar wij vanaf willen,! De wereld zit dus, zelfs de dag van vandaag, niet goed in elkaar! Wie weet, heropenen binnenkort die ‘Lebensbornen’ niet weer…. 

Geen opmerkingen: