***
Donderdag 27 juni
Zon 5u31-22u00
H Cyriel van Alexandrië
Regent het op de Zevenbroederdag dat
het dan nog zeven weken regenen mag
Deel
II
1463 HERVORMING v/h
ONDERWIJS VOLGENS DE SMALLE D”ANVERS
°°°
De Smalle
d’Anvers,
Na onderstaand
artikel in Knack.
°°°
Eugenlijk
is het niet ‘met de billen bloot(, maar ‘omwille van de ziel van het kind.
De
ziel van het kind! Het gaat om de ziel van het kind. Maar luister toch, lieve
mensen : het gaat om niets anders dan de ziel van het kind! Ook deze keer. Maar
dat wordt sedert de Islamisering is ingezet, niet meer op die manier gezegd. Want
zielen, net als geloven, dat is iets voor Pastoors. Moslims hebben misschien ook
wel een ziel, maar een andere, misschien zelfs iets van een lagere orde. Iets
met een Arabische of Turkse naam, die wij niet begrijpen, zolang wij zelf niet
geïntegreerd zijn. Die hebben een ziel, net als godloochenaars, atheïsten en Loge-broeders,
maar die willen dat ook niet zo geweten hebben. Integendeel, moesten ze een
ziel hebben, zoals de Rooms Katholieken, dan is dat een onverdragelijke
gedachte die ze liefst zo hard mogelijk afschudden.
Eigenlijk
feitelijk zijn zij gemaakt en in elkaar geflanst zoals alle andere mensen, maar
zij noemen dat hun geweten. Als het kind maar ne naam heeft, hé!
*
BDW
van de RVA NVA, hier zeer vriendschappelijk aangeduid als De Smalle d’Anvers,
mag dan al een politiek lichtgewicht zijn, in de bla-bla-bla is hij een
hoogvlieger. Een hoogvliegend lichtgewicht, daar waar hij, voor zijn verkiezing
tot Burgemeester, een laagvliegend zwaargewicht was. De man is een kei in het
uitleggen voordien. Hij is de coach die de match haarfijn kan uitleggen voor
dat die gespeeld is. Wat hij teveel heeft aan uitleg-kracht, mankeert hij wel
in uitvoer-kracht.
*
Bart
is de gedroomde tegenvoeter voor elke onderhandelaar van elke tegenpartij. Hij
geeft namelijk altijd zijn sterkste argumenten zo maar weg, nog voor de
onderhandelingen zij begonnen. Remember
de laatste regerings-onderhandelingen, die uiteindelijk uitdraaiden tot de
langste ooit. De man had glansrijk de verkiezingen gewonnen, en toen de
kleurpartijen nog ademloos in de touwen hingen, verkwanselde hij zijn kansen
voor een bord linzensoep. Had hij het been stijf gehouden, wat niet alleen zijn
volste recht was, maar ook zijn grootste plicht, dan hadden de kleurpartijen de
een na de ander verplicht moeten bijdraaien, anders was hun speeltje, den
belziek-à-papa, er voor altijd geweest.
Maar
dat is al lang een afgezaagde schlager. Straks, in mei volgend jaar, krijgt de
man zijn herkansing. Het is maar de vraag of hij deze verdient. Want weeral
heeft hij zijn sterkste argument, een Vlaams Front, op voorhand weg gegooid, in
ruil voor een mossel noch vis oplossing die door vriend en vijand wordt
weggehoond.
Het
is zoals in het onderwijs-debat : hij doet zeer geleerd, maar kan het niet. Met
BDW gaan we naar een propere catastrofe, maar het blijft een catastrofe.
°°°
Ter zake :
'Hoe ik het onderwijs van de toekomst zie'
26-06-2013 - Bart De Wever - knack
De problemen van ons onderwijs zijn genoegzaam
bekend. Eerder dan grote structuurhervormingen, stelt Bart De Wever, hebben we
een maatpakket van gerichte ingrepen nodig die de onderwijskwaliteit
verbeteren.
Hoe ik het onderwijs van de toekomst zie, is vrij
duidelijk. Althans toch voor een aantal mensen dat meende mijn visie beter te
kunnen uitleggen dan ikzelf. Het komt er in het kort op neer dat ik droom van
etnisch homogene – uiteraard blanke – scholen rond de kerktoren waar ‘sterke
leerlingen’ 13 uur Latijn en Grieks krijgen tot ze de volledige Bátrachoi van
Aristophanes van buiten kennen en nooit zullen vergeten dat een antieke kikker
‘brekèkèkèks koaks koaks’ kwaakt. ‘Zwakke leerlingen’ worden dan weer het best
verbannen naar gettoscholen waar ze leren putjes te graven om vervolgens amper
voorbereid de arbeidsmarkt te worden opgejaagd.
Ik heb mij aan die beeldvorming enorm gestoord. Die
totaal misplaatste dichotomie tussen ‘sterke’ en ‘zwakke’ leerlingen. Alsof er
zoiets zou bestaan. Als ik iets van mijn Latijn heb opgestoken, dan is het wel
‘suum cuique’: ieder het zijne. Iedereen kan in iets uitblinken, het komt erop
aan dat ook te realiseren. En toch werd die ‘sterk – zwak’ als een niet te
ontkennen realiteit gepresenteerd. En de enige manier om dat onderscheid op te
heffen, was door de onderwijsstructuren te veranderen. Door alle leerlingen – met
welke gaven en talenten ook – exact hetzelfde te geven in exact dezelfde
richtingen.
Ik ontwaarde in dit debat een van de meest
fundamentele denkfouten die sinds de geschriften van Jean-Jacques Rousseau
verweven raakten met de West-Europese cultuur. Met name de illusie dat
structuren mensen maken. In zijn Discours sur l'origine et les fondements de
l'inégalité parmi les hommes ontwikkelde Rousseau de gedachte dat de mens als
een intrinsiek goed en moreel hoogstaand wezen wordt geboren maar door de maatschappelijke
structuren gecorrumpeerd raakt. Als je dus de structuren verandert, dan keert
de mens vanzelf terug naar zijn ‘goede natuurstaat’.
Rousseau betrok die gedachte nadrukkelijk op het
onderwijs. Zijn romans in de reeks Émile, ou de l’éducation kunnen niet echt
als opvoedingsgidsen worden beschouwd en de methodes die de leraar – die geheel
toevallig Jean-Jacques heet – hanteert, zijn allerminst aan te prijzen. Maar de
boeken beïnvloedden wel de eerste generaties van pedagogen en verschillende ideeën
eruit vonden zo hun weg naar de kern van de opvoedingsleer. Het beperken van
gezag tot het uiterste minimum, het uitvlakken van verschillen en de leerling –
onder het mom van vrijheid – het allemaal voor zichzelf laten uitzoeken, het is
allemaal al terug te vinden in Émile.
Ik vertrek vanuit een ander denkkader. Met name de
idee dat instituties (zoals ons onderwijs) het resultaat zijn van jarenlang
opgebouwde menselijke ervaring die via structuren wordt doorgegeven aan steeds
nieuwe generaties. En natuurlijk moeten dergelijke structuren aangepast worden
aan de steeds veranderende tijden. En uiteraard zijn dergelijke structuren niet
zaligmakend – ervaring is uiteindelijk enkel de optelsom van onze eigen
stommiteiten. Maar wie bestaande structuren overboord wil gooien en vervangen
door een model dat door geleerden werd uitgedokterd in de beslotenheid van de
studiekamer, wordt door de realiteit afgestraft.
Als we aan het Vlaams onderwijs sleutelen, is de
grootste omzichtigheid geboden. We moeten optreden met subtiliteit, precisie en
zorg. Want ons onderwijs behoort nog altijd tot de Europese en wereldtop. Er
was een sfeertje ontstaan waarin ons onderwijs werd afgeschreven als ronduit
rampzalig. Dat is nadrukkelijk niet het geval. Onze uitdaging is aan de top te
blijven. Er staat immers veel op het spel. Wij zijn een land zonder natuurlijke
grondstoffen of grote landbouwoppervlakte. Een hoogopgeleide, innovatieve en
technisch vaardige bevolking is het enige wat wij kunnen aanbieden in een zeer
competitieve wereld. Zonder kwalitatief hoogstaand onderwijs zijn wij zo goed
als verloren. Het detecteren en aanpakken van de knelpunten in ons onderwijs,
is een noodzaak. En die knelpunten zijn ondertussen genoegzaam bekend.
Wetenschap en techniek krijgen onvoldoende aandacht en leerlingen kiezen te
weinig voor die richtingen. Leerlingen kiezen wel voor studierichtingen die
niet aansluiten bij hun capaciteiten, competenties en interesses of die geen
uitzicht bieden op een job. En veel leerlingen lopen een schoolse achterstand
of vertraging op.
De oorzaken van die problemen zijn echter niet te
wijten aan de structuren. De gebrekkige kennis van de onderwijstaal speelt een
veel grotere rol. Door migratie wordt onze leerlingenpopulatie steeds
heterogener, dat is een onvermijdelijke realiteit. Maar leerlingen met
voldoende intellectuele capaciteiten krijgen geen vat op de leerstof omdat hun
Nederlands ontoereikend is. En daardoor wordt hen elke kans tot sociale
mobiliteit ontzegd. Ook sociale omgevingsfactoren beïnvloeden de
schoolprestaties. Uit onderzoek van de KU Leuven blijkt dat kinderen van
gescheiden ouders 45 procent minder kans hebben om een diploma hoger onderwijs
te behalen. Als men scheidt voordat het kind twaalf jaar is, is er meer kans
dan het kind in het bso terecht komt dan in het aso. Daarvoor moet omkadering
voorzien worden. Daarnaast hebben wetenschap en techniek niet hetzelfde statuut
als wiskunde of Frans, waardoor ze ondergewaardeerd worden. En de oriëntering
gebeurt te weinig op basis van de competenties van de leerlingen.
Dat zijn de problemen van ons onderwijs. En eerder
dan grote structuurhervormingen, vraagt dit een maatpakket van gerichte
ingrepen die de onderwijskwaliteit verbeteren. De onderwijshervorming komt
daaraan tegemoet. Zo versterken wij de taalkennis door screening van alle
leerlingen bij de overgangen, taaltrajecten in de scholen, taalbaden, verplicht
Nederlands na de uren, taalcursussen voor de ouders, ... Wetenschap en techniek
wordt een apart vak in het basisonderwijs, gegeven door vakleerkrachten, zodat leerlingen
een positieve keuze kunnen maken bij de overgang naar het secundair. Een groot
aantal richtingen wordt geheroriënteerd of geschrapt als die geen aansluiting
vinden op de arbeidsmarkt of het hoger onderwijs. Er komt een oriënteringsproef
op het einde van het secundair, zodat ouders én leerlingen weten welke
toekomstige studiemogelijkheden realistisch zijn. En tot slot wordt de rol van
de CLB’s herbekeken, want het is duidelijk dat er bij de studie-oriëntering een
en ander misloopt.
Ons onderwijs moet op dat traject doorgaan. Niet
door op de structuren te focussen, maar door de mensen te versterken. Onderwijs
is het werk van mensen, niet van structuren. Het is een hardwerkend en
gemotiveerd lerarenkorps dat ons onderwijs sterk en kwaliteitsvol maakt.
Leerlingen moeten uitgedaagd worden om in hun competenties en talenten boven
zichzelf uit te stijgen. Dat doet men niet door het niveau te verlagen opdat
iedereen toch maar mee zou kunnen of door leerlingen te isoleren in bepaalde
vakgebieden. En dat doet men ook niet door de keuzevrijheid van de scholen in
te perken. Het is naïef om te geloven dat nieuwe structuren geen nieuwe
barrières opwerpen en leerlingen niet opnieuw in vakjes stoppen.
En dan dat Latijn van mij. ‘Latijn is zo saai,
meneer pastoor’, krijgt Daens in de gelijknamige film voor de voeten geworpen.
Maar in plaats van zijn leerling als een aapje de naamvallen te laten
verbuigen, bouwt Daens een toneel voor zijn jonge pupil. Hij sleurt hem mee
naar de late republiek, om hem te plaatsen in de senaatszetel van Cicero, waar
hij op de eerste rij getuige is van het Catalinarische complot. Met volle
overtuiging declameert de studax ‘Quousque tandem abutere, Catilina, patientia
nostra?’ om van daaruit naadloos over te gaan in de verbuiging van rosa, rosae,
rosae, rosarum, ... Dat is de essentie van ons onderwijs. En dat gaat niet over
Latijn. Dat gaat niet over wiskunde en wetenschappen. Dat gaat niet over hout,
bouw of metaal. Dat gaat over leerkrachten en directies die het beste uit
zichzelf halen om het beste uit hun leerlingen te halen. Plus est en nous.
Geschreven door AABEE via
Digitalia
°°°
°°°
Geen opmerkingen:
Een reactie posten