TEVEEL LEIDERS TE WEINIG ONDERDANEN
Politicus, een knelpuntberoep
De bloedarmoede is zeker niet alleen het gevolg van een falend rekruteringsbeleid in de partijen. Zij is vooral te wijten aan de ombouw die dit land in de opeenvolgende staatshervormingen heeft ondergaan. (...) De honger naar bekwame politici is nu veel groter dan het aanbod
Luc Huyse zoekt oplossingen voor de scheefgroei op de politieke arbeidsmarkt. Luc Huyse is socioloog en auteur.
'België, klein land, kan slechts een beperkt aantal steengoede politici verwekken. In het verleden kwamen we daar blijkbaar mee toe. Door de vermenigvuldiging van beleidsniveaus is dat nu een ernstig knelpunt aan het worden.' En volgens Luc Huyse is meer nodig dan de benoeming van niet-politici zoals Ingrid Lieten en Philippe Muyters om dat probleem aan te pakken.
Het heeft wel wat stof doen opwaaien, die parachutering van twee niet-politici in de Vlaamse regering. In krantencommentaren, lezersbrieven en blogs was te lezen dat de promotie van Lieten en Muyters niet erg democratisch is. "Waarom dan nog kiezen?", schreef Het Belang van Limburg (13/7). Maar meer nog was te horen dat de komst van de twee technici aangeeft hoe groot de bloedarmoede in de politieke partijen geworden is. De Standaard van 13 juli legde de oorzaak daarvan vooral in de neiging van de hoofdkwartieren om niet langer in de lange termijn te investeren: beloftevolle jongeren krijgen al te weinig de tijd om rustig te groeien, net zoals in onze voetbalclubs.
Het zit, denk ik, veel dieper. België, klein land, kan slechts een beperkt aantal steengoede politici verwekken. In het verleden kwamen we daar blijkbaar mee toe. Door de vermenigvuldiging van beleidsniveaus is dat nu een ernstig knelpunt aan het worden. Er zijn honderden veeleisende posities te bemannen op federaal en gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk, Europees en mondiaal vlak. Dat lukt ons niet meer, de visput is te klein. (Het is alsof de voetbalcoach van Standard elk weekend in zes verschillende competities spelers van formaat zou moeten opstellen.) We zitten, met andere woorden, met een vervelend probleem van human resources.
Ik heb in een tabelletje, voor wat de federale en regionale topfuncties betreft, een vergelijking gemaakt tussen de situatie in 1969 en die van nu. Er zijn, zo blijkt, nu meer dan dubbel zoveel posities te bemannen.
Er is meer. In 1969 waren er 390 parlementsleden. Nu tellen de verschillende assemblees samen 513 rechtstreeks verkozen mandatarissen, waarvan er bovendien 115 met een tweede petje op in nog een parlement zitting hebben. Al die cijfers verbergen nog andere knelpuntberoepen. De regering van Gaston Eyskens kwam veertig jaar geleden toe met net geen dertig kabinetschefs. Nu zijn er minstens driemaal zoveel nodig. Het zelfde groeipercentage tekent ook het hele organigram van de parlementen: er is een verdrievoudiging van het aantal bureauleden, fractieleiders en commissievoorzitters. Ook op gemeentelijk vlak is een probleem gerezen. Daar heeft het niet zozeer te maken met de hoeveelheid mandaten, maar met de sterk gestegen beroepsvereisten - zeker in de grote steden. Het ambt van burgemeester in Antwerpen en zo is nu te vergelijken met de functie van federaal staatssecretaris. (Dat is ook te merken aan de migratie van hooggekwalificeerde politici naar een schepencollege.) En dan vergeet ik nog de provinciegouverneurs en hun bestendige deputaties.
Vijf assemblagelijnen
Op twee andere niveaus zijn dan weer geheel nieuwe posities ontstaan. Het Arbitragehof, hoeksteen van onze federale staat, heeft zes (gewezen) toppolitici nodig. Belangrijker nog zijn de ontwikkelingen op internationaal vlak. België stuurt 23 politici naar de Europese instellingen, namelijk 22 leden van het parlement en 1 commissaris. Daarnaast zetelen politici in de Raad van Europa en beëindigen anderen, een enkele keer noodgedwongen, hun carrière in instanties als het Hof van Justitie in Luxemburg of de Europese Centrale Bank.
Het talent dat al deze posities optimaal kan invullen is er niet meer. De bloedarmoede is zeker niet alleen het gevolg van een falend rekruteringsbeleid in de partijen. Zij is vooral te wijten aan de ombouw die dit land in de opeenvolgende staatshervormingen heeft ondergaan. De politiek bevat hier nu minstens vijf assemblagelijnen. De honger naar bekwame politici is daardoor veel groter dan het aanbod. Ik hoor u denken: de spreiding van politieke taken over zoveel beleidsniveaus moet het werk in elk daarvan toch lichter maken - zodat de vereiste capaciteiten, in vergelijking met 1969, ook wat minder zwaar mogen wegen. Maar is dat wel zo? De complexiteit in de wereld van de politiek is fel toegenomen. De bevolking is mondiger en, in de ogen van de politicus, lastiger geworden. De overheid moet, eisen de burgers, een oplossing vinden voor alles waarvan zij wakker liggen - zelfs nadat die overheid de laatste jaren op vraag van velen danig vermagerd is. De media van hun kant zijn politiek gezien helemaal ontvoogd. Nogal wat journalisten gedragen zich nu in hun omgang met politici als kuitenbijters. Dat maakt het politieke werk een stuk moeilijker.
Er is al gezocht naar maatregelen die de krapte op de politieke arbeidsmarkt kunnen milderen. De inzet van buitenstaanders zoals Lieten en Muyters is daar een recente demonstratie van. Trouwens, democratisch is daar niets mis mee. Ik verkies een paar bekende niet-politici in de regering boven een hoop onbekende opvolgers in het parlement. Dat zijn pas witte, want kleurloze, konijnen. De drastische verlaging van de leeftijdsgrens voor ministerabelen en kandidaat-parlementsleden is een maatregel die al wat vroeger in gang is gezet. Alleen gaat dat gepaard met een gelijktijdige inkorting van de houdbaarheidsdatum van wie op hoog niveau actief is. De winst is bijgevolg beperkt.
Nog iets langer geleden is soelaas gezocht in een voor de hand liggende richting: de ontginning van de enorme reserve aan talent in de vrouwelijke bevolking. Politieke correctheid dicteert die stap te zien als het product van twee, door ethiek gedragen, ontwikkelingen. Er is de emancipatiedrang van de vrouwen, ook in het politiek bedrijf. En er is eindelijk, zo wordt althans beweerd, de onbaatzuchtige erkenning van die drang door de mannen. Over het eerste bestaat geen twijfel. Maar is het toeval dat de doorbraak er gekomen is op het moment dat het aanbod van bekwame mannen niet meer volstond om alle politieke functies in te vullen? Iets gelijkaardigs is al eens eerder gebeurd, op een veel breder vlak dan. Met de spectaculaire groei van de economie in de jaren zestig nam de behoefte aan arbeidskrachten razendsnel toe. Import van migranten volstond niet. Ook toen is gedacht aan een veel grotere inschakeling van vrouwen. Ook toen is door de mannen met de vlag van de kansengelijkheid gezwaaid, als lokmiddel wellicht. Emancipatiebewegingen kennen het verschijnsel: zij gaan vooruit als de behoeften van de economie of van het politiek systeem als glijmiddel voor meer rechtvaardigheid kunnen dienen.
Wat te doen?
Minder assemblagelijnen in het politiek bedrijf en dus minder in te vullen functies? Dat vergt chirurgische ingrepen. De splitsing van België is er één van. Afschaffing van de provincies een andere. Iets eenvoudiger lijkt me weg te snijden van wat binnen elk bestaand beleidsniveau misschien toch overbodig is. Zou de Senaat nog zo hoogstnodig zijn? Moet het Brusselse Parlement echt bijna negentig leden tellen? Is de scheiding van het Waalse Gewest en de Franstalige Gemeenschap nog van deze tijd? Zijn bevoegdheidspakketten, bijvoorbeeld in de Vlaamse regering, niet veel homogener te maken, waardoor er minder kabinetschefs vereist zijn? Het komt nu ook te vaak voor dat nieuwe functies ontstaan omdat coalitiepartners anders niet tot een vergelijk komen. Waarom was er anders een 'regeringscommissaris, toegevoegd aan de minister van Begroting' nodig?
Los daarvan wordt er ook met talent en kwaliteit gemorst. Partijbelangen leiden er geregeld toe dat niet de meest bekwame man of vrouw in een topfunctie terechtkomt. Misschien was er in de ene partij dringend behoefte aan een gewestminister uit Oost-Vlaanderen. Of zagen de jonge krokodillen in de andere partij een slimme vijftiger, zo oud en zo eigenwijs, echt niet meer zitten.
Bron DM
Digitaliaanse Diverse Divergentia
‘Zoveel ik dragen kan”, de oude familiespreuk van de Uitgeversfamilie De Lille uit Maldegem, die ik een beetje tot de mijne gemaakt heb voor wat betreft persoonlijke ‘bagage’ dreigt nu mijn rug te breken. Ik denk, moest Klein Duimpje uit Maldegem nu geleefd hebben, dat hij de familiespreuk zou hervormd hebben tot ‘Zoveel mij vaste schijf kan dragen’….
Ne ook weer met dat nietszeggend artikel over de aller beroertste kwaliteit van onze Grote Geesten. De geleerde Perfesser vertelt niets nieuws, maar zijn werkstuk is onthoudenswaard voor de getallen die de inflatie aan onbenullen vastlegt….
En weeral moet het mij van het hart : stuur ze allen, zonder uitzondering in de woestijn. En geef de Onkreukbaren een kans. Zij die al bijna 40 jaar lang hameren op de enige 2 punten van hun doelstelling en, juist om die rechtlijnigheid, uitgesloten worden van het feest van de democratie.
Het is nochtans onafwendbaar : de Belgica is ten dode opgeschreven….De Flandria is opgetuigd, en ligt klaar om uit te varen. Aalleen nog de juiste bemanning vinden. We kennen die allemaal, maar zonder staatsgreep lukt het niet. Derhalve dan maar via de verkiezingen. Dat is niet alleen os recht, het is ook onze verdomde plicht! Daaraan iedere dag een klein beetje kunnen meewerken is een heilige plicht! Voortijds leefde er een Volk….schreef Priester-Dichter Hugo Verriest, meer dan 100 jaar geleden : dat Volk moet herleven….En ‘dat Volk’ dat zij allen!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten