***
Maandag
4 februari
Zon
8u14-17u40
H
Veronica, patrones van de Fotografen
Op
Sint-Veroontje, verplant uw boompje
***
Wetewatje : KAARSRECHT:
recht om kaarsen te vervaardigen
1195 -
WIT EN ZWART OVER DE REPRESSIE
Fragment
v/d muurschilderijen in de Gravenkapel in de O.L. Vrouwkerk te Kortrijk.
‘De
vensters’, een gedicht van G. Gezelle is hier ontstaan, bij het bewonderen van
de wondermooie brandramen in de Gravenkapel.
***
Marc Grammens
(°1933) aan U voorstellen is iemand er op wijzen dat de zon in het Oosten
opstaat, en in het Westen ondergaat. Ik ben niet bekend of er ooit ook maar één
Linxe spuiter de moed gehad heeft de man tegen de schenen (of eerger) te stampen.
Of een Belgicist die met hem in de clinch durfde te gaan. Net zo min als het
mij bekend is, dat muizen leeuwen durven tarten….
Na een gezegend
leven, gaat hij binnen afzienbare tijd op rust. Heeft hij zich voorgenomen. Maar hoe
kan een rots in de branding er nu de brui aangeven?
Misschien dat er
ergens in de coulissen een jong talent klaar staat om de fakkel over te nemen? De
resterende jaren tussen 80 en 100 zullen nooit volstaan om dat vat van wijsheid
over te hevelen.
Marc Grammens is
een Encyclopedie van de Vlaamse Beweging die letterkunde kan verzoenen met
wiskunde. Hij schrijft met een scalpel en snijdt met chirurgische precisie door
het vlees en de ingewanden in al wat witgekalkt graf is rond hem. Zijn beeltenis
(bij leven!) tussen de Graven van Vlaanderen in de Gravenkapel van de
O.L.Vrouwkerk in Kortrijk zou niet misstaan. Niet alleen omdat daar jarenlang Guido
Gezelle heeft gewerkt, maar ook omdat in 1302 de strijders van daaruit vertrokken
om op het nabije Groeninge-veld slag te
leveren die Vlaanderen bevrijdde van vreemde heersers.
Toen leunde de kerk
aan tegen de nu verdwenen ‘Gravenburcht’. Denk aan het machtige Graven-Steen te
Gent. In 1302 huisde daar het Frans garnizoen van Filips de Schone, dat gemeend
had uit te breken, om zo de Vlamingen in de rug an te vallen, wat hen belet
werd door de Ieperlingen in een heroïsch gevecht om hen binnen de muren te
houden.
Hieronder het al
lang afgesproken uittreksel uit Jounraal van Marc Grammens over de repressie.
Ernest Claes, ook al ’n repressie-slachtoffer (had boeken geschreven die
vertaald waren in t Duits!) vertelt daarover als getuige. Grammens
spreekt het requisitoor uit als
aanklager.
***
Ter zake :
De naoorlogse repressie heeft
België vernietigd
Aan De Standaard (8.12.12)
heeft prof. ern. Lode Wils (door De Standaard voorgesteld als
“monument van de Vlaamse geschiedschrijving”) een onbehaaglijk stemmend
interview gegeven dat zijn reputatie van querulant alle eer aandoet, al gaat
dit dan wel ten koste van zijn reputatie als geschiedschrijver. Zijn
verrassende stelling luidt dat “het Vlaams-nationalisme een produkt is van de
kollaboratie in de twee wereldoorlogen”. Degenen die deelgenomen hadden aan de
kollaboratie “hebben na de Tweede Wereldoorlog de Vlaamse Beweging zoveel
mogelijk in handen genomen”. En nog: “Het Vlaams- nationalisme wordt in
belangrijke mate gedragen door de erfgenamen van de kollaboratie”.
Wat de Eerste Wereldoorlog
betreft, kunnen we kort zijn. Wils heeft het uitsluitend over de aktivisten,
die in het door Duitsland bezette deel van Vlaanderen een greep naar de macht
deden, maar die aktivisten werden na de oorlog gevangen gezet, terwijl
ondertussen de flaminganten die in de loopgraven van de IJzer de hatelijkheden
van de Belgische autoriteiten hadden leren kennen, vol anti-Belgische gevoelens
van het front terugkeerden. Zij, en niet de aktivisten, waren het die na de
oorlog als “Front- partij” naar de verkiezingen trokken. Men leze de dagboek-
en andere aantekeningen van de jonge Joris van Se veren om te merken hoe
aan het front jongens als hij, uit een eigenlijk franskiljons en zeker
belgicistisch notarisgezin uit West-Vlaanderen, op de duur zo verbitterd waren
dat een van hen, Van Severen, in het parlement (verkozen voor Roeselare)
uitriep: la Belgique qu’elle crève! Dat had niets met invloed van
Duitsers te maken. Wils begaat een denkfout door de historische feiten niet in
een breder verband te plaatsen, maar er uitsluitend uit te pikken wat
thuishoort in zijn logika en al de rest weg te moffelen.
Voor wat hij zegt over de greep
van de kollaboratie uit de Tweede Wereldoorlog op de Vlaamse Beweging geldt dit
zo mogelijk nog meer. Het anti-Belgische Vlaams- nationalisme is veel ouder dan
de Tweede Wereldoorlog en kan dus per definitie niet uit de kollaboratie zijn
ontstaan, maar er is méér: na de oorlog was waarachtig wel iedereen
gearresteerd die iets met de kollaboratie te maken had gehad (plus nog zovele
anderen), zodat er van de ex-kol laborateurs weinig of geen invloed uitging. Maar
er is iets anders gebeurd. De repressie die na de oorlog toesloeg, voerde een
anti-Vlaams terreurbewind in, waar door de Vlaamse opinie krachtig werd op
gereageerd. Dat terreurbewind is het dat vanaf de Bevrijding voor een sterke
heropleving van het anti-Belgische Vlaams-nationalisme heeft gezorgd. Wat denkt
Wils wel dat er omgaat in kinderen die in de Brusselse tram worden geschopt en
geslagen omdat ze Nederlands praten onder elkaar? Ik kan getuigen dat, althans
in Brussel, de anti-Belgische sentimenten in Vlaamse kringen overheersten, ook
totaal los van de kollaboratie. Eén voorbeeld slechts. In september 1944
(Bevrijding) begon ik mijn humaniora aan het St.- Jan-Berchmanskollege in
Brussel. Daar hing een zeer kombattieve radikaal-Vlaamse sfeer. Eén of twee
keren per week braken er gevechten uit tussen de Vlaamse en de Franstalige
leerlingen. (Twee jaar later verhuisden de Franstaligen naar het
St.-Michielskollege.) In december 1944 of januari 1945, in ieder geval in de
eerste winter na de Bevrijding, stuurde de minister van Onderwijs (was dat niet
Herman Vosl) een instruktie naar de scholen waarin hij eiste dat ze in
alle klassen de Brabangonne zouden aanleren aan de kinderen. Dat
gebeurde dus ook in mijn klas, eerste humaniorajaar (dat heette toen de Zesde
Latijnse). Alsof het afgesproken was (dat was het niet) begonnen we kollektief
te janken in de klas als we de Brabangonne leerden zingen. Dat ging dan over “o
dierlijk land der Belgen”, en dat soort fraais. Bij het woord “België” leek de
klas te bestaan uit een kudde berggeiten, die het woord zo lang mogelijk rekte
tot “Bèèè-hèèè-hèèè-lgen”. Dat was de sfeer, in Brussel, enkele maanden na de
Bevrijding. Er zullen in de klas wel kinderen uit goede vaderlandse gezinnen
hebben gezeten, maar die deden, zoals jongens van elf jaar doen, met de anderen
mee.
Er was dus geen kloof tussen de
bezettingstijd en de repressietijd die daar op volgde. Ik herinner mij nog zeer
goed hoe in die jaren 1944-45-46-47 in alle Vlaamse kringen zonder
uitzondering de gruwel van de repressie werd bekommentarieerd, ook in kringen
die niet van kollaboratie konden worden verdacht. Als kind van de repressie
had ik een harde tijd, maar tegelijkertijd was ik ook het voorwerp van veel
medeleven. Toen ik beginnend journalist was, gingen alle deuren voor mij open.
Eén voorbeeld. In januari 1962 werd ik politiek redakteur van het weekblad De
Linie. Kort daarna ging ik naar het parlement om mijn accreditatie te
regelen. Toen ik mij aanmeldde bij de receptie, begon de bode naar zijn collega’s
te roepen: “j’ai le fils de Grammens ici”, en al spoedig werd ik omringd
door een tiental personeelsleden van Kamer en Senaat die overliepen van
vriendschap. Ze hadden vóór de oorlog mijn vader als volksvertegenwoordiger
meegemaakt, en vonden unaniem - de Frantaligen voorop - dat wij onheus waren
behandeld tijdens de repressie. Hun vriendschap bewees mij veel diensten toen
ik later soms in het parlement moest zijn voor mijn werk.
De naoorlogse geschiedenis van de Vlaamse Beweging is niét getekend door de
kollaboratie, zoals Wils beweert, maar door de repressie, en dat is iets helemaal
anders. Mensen uit alle richtingen kwamen in Vlaanderen in opstand tegen het
onrecht door België tijdens de repressie begaan, en zeer in het biezonder
tegen de verwaarlozing door de Belgische staat van zijn plicht tegenover de
gezinnen en de kinderen van de echte en zogenaamde kollaborateurs. Toén, in die
naoorlogse jaren, is er ongetwijfeld een golf van België-haat over Vlaanderen
gespoeld, maar wie anders dan België zelf heeft daar schuld aan? Ik las dezer
dagen in een gesprek dat kardinaal Danneels had met Het Laatste Nieuws (8.12.12) dat ook hij
een kind van de repressie is. Zijn vader belandde bij de Bevrijding kortstondig
in de gevangenis op beschuldiging van kollaboratie. Wat had de brave man
misdaan? “Elke zaterdag (aldus de kardinaal) maakte hij voor “Winterhulp soep
voor de arme mensen” (Winterhulp was een hulporganisatie, uiteraard - zoals
alles - tijdens de bezetting funktionerend onder Duits toezicht.) Zoals de
vader van de kardinaal waren er honderdduizenden. Soms denk ik dat België toen
zijn doodvonnis heeft getekend. Toen Hugo Claus nog in Nukerke woonde
(jaren zestig) en ik daar een lang gesprek met hem had, was hij het met die
stelling eens. Hij was óók een kind van de repressie.
***
Omdat
mijn schoonvader (°1925), net als de mensen die in Zeeland de zondvloed van
1953 overleefd hebben, pas na 60jaar er aan toe zijn om over die dagen te
beginnen getuigen, bezig is met WO II, let ik bij het surfen op eventueel andere
‘oorlogs-verhalen’ die toegespitst zijn op de kuststreek. Ik hoop – bij leven
en welzijn – hier op zo’n verhaal terug te komen om er details uit te puren die
ons offcieel totaal anders zijn wijsgelmaakt.
Feit
1 : de Vlaamse (en Franse) vissers die hielpen bij de Evacuatie van het Britse
Expeditie-leger uit Duibkerken, deden dat alleen omdat ze met de revolver in de
nek, daartoe gedwongen werden. Toen was het algemeen bekend (doelbewust verzwegen
aan Belgische kant), dat burgers die betrokken waren bij oorlogsdaden
(gevechten, sabotage, spionering) zeer uitdrukkelijk uitgesloten waren van de
Conventie van Genève. Volgens Internationaal Oorlofsrecht (!) mochten die zonder
het minste onderzoek, ter plaatse geëxecuteerd worden. Burgers mochten zich dus
bij de vechtende partijen alleen moreel betrokken voelen, maar moest en zich
afzijdig houden. Wat weeral op ‘het verzet’ een speciaal licht werpt, en, als
reactie, op de repressie. Een door-denjkertje!
Feit
2 : de Britse Admiraliteit had reeds op 20 mei tot de evacuatie van de Engelse ‘hulp-troepen’
uit België besloten en was dus zinnens hun vrienden (de Belgen en de Franse
hulp-leger) in de steek te laten. Maar voor ze het wisten, stonden de Duitse
pantsers aan Het Kanaal en was de chaos compleet.
Deze
dagboeken werden genoteerd in ‘tempo non suspecto’, ttz. binst die dagen zelf,
en niet achteraf, opgefleurd met latere kennis. Het zijn daarenboven nog de
woorden van iemand die spreekt over de ’Belgische vissers’, en de ‘Belgische
kust’, en het Woord Vlaams niet uit zijn pen krijgt.
Besluit
: de Vlaamse Beweging werd door België
gebruikt als zondenbok, om de eigen leugens en het eigen falen in bloed ten met
kogels e smoren. En wat meer is : dat Vlamingen daarvoor om amnestie smeken, die
daarenboven geweigerd wordt door de daders, is van het absurde teveel..
***
(Get) AA 3AB, strijder-schrijver op rust van blog-bubbels. Hij
observeert de wriemelende mensenmassa’s en licht op klaarlichte dag het
gebeuren bij met een stal-lantaarn. Want hij heeft niet graag dat
Breedsmoel-kikkers in zijn zonlicht komen staan.
“Ut mien zunne, of ‘k
straal joe, zei de bie”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten