297 – DOORBRAAK OVER DE CANON VAN DE MODERNE vLAAMSE LITERATUUR
*
VOOR GESCHRIJFSEL
*
Voor
een plons zoals hieronder in de Vlaamse Letterkunde zou ik – met enige
jalousie terzake - vredelievend zoals ik ben, mijn ziel verkopen aan de
Aartsengel Michaël op de Engelenburcht in Rome. Hij, die na de Zwarte
Pest, het zwaard terug in de schde glijdt. Werk trouwens van een Vlaamse
Meester….
Precies
daar op die plaats waar we eens op een bloedhete zomerdag, van op ons
koele terrasje haast de koepel van de Sint Pieters konden strelen. O
zaligheid op noten, vooral als de lift van dit historisch monster het
achteraf niet laat afweten.
Maar dit terzijde.
**
*
Even
doordenken en U bent er zó. Rome ligt, allemaal snelweg als een
biljartlaken pakweg 1350 Km van hier. Toen we in UtaliPe leefden
(2002-201-) kwamen we er bijna wekelijks want er was altijd wel iemand
van de familie die goesting had naar de Eeuwige Stad. Een habbekrats,
ware daar niet dat verdomde lopende Corona bubbel-gebod.
-
Ach
dat verkwikkende bad dus in de luwte der Vlaamse Letteren. Het voelt
aan als, moe en afgetobd, thuiskomen bij de warme haard op een kille
winterse avond.
De optocht van al die geliefde dichters en schrijvens is even hartverwarmend als het dartelen der vlammen voor het geestesoog.
En
ja, de Gentse Slinks Schots en Scheve Geest waait ook over deze
wateren. En weer moet die Fiere Stede, der Vlaamse keikoppigheid van
weleer, zich als Stroppendragers deemoeddig op de borst kloppen. Net
zoals de vroede Gentse voorvaderen die ooit – achtererf - Jacob van
Artevelde de kop hebben insloegen. Omdat die niet genoeg
sociaal-democratisch de stad had bestuurd?
-
Maar terzake.
Wie was hij ook weer die zijn Volk leerde lezen?
Is er nog ook maar één minder dan 50-jarige geletterde die dat nog weet?
Wedden dat het antwoord van de Jeugd meestal Herman Brusselbeest zal zijn? Of misschien wel Tom Lanois of zo iets.
Maar
‘Ai-Patten’ kunnen ze wel. Liefst met ongrijpbare afkortingen die ze
zelf nadien niet eens meer begrijpen. Maar ’t staat wel ‘cool’. ‘Slp+Me’
van het knaapje naar Betteke, ’t buurmeisje…. wil zeggen – moeder
verstaat dat toch niet – The coast is clear, Betteke, come into my
beddeke,.
BIj
Streuvels zou dt als volgt geformuleerd gewest geworden zijn. De navond
is gevallen over de Leie en dus kunnen we, na de avondpap met bruine
suiker, veilig en wel samen genieten van elkaars nachtrust zonder dat de
Pastoor dat weet.
Bij
L.P. Boon zou dat enigszins gemoderniseerd als vlot luiden. Kom gauw
want den dop is morgen reeds om 10 uur in de voormiddag.
Bij Anton van Wilderode dan weer zouden de luiken gesloten blijven en de ouders van beide snotjong zouden hun kroost voorgelezen hebben over Roodkapje en De Boze Wolf.
-
Ikzelf
zou, mijn eifgen jeugd en vooral de opmerkingsgeest van ons Ma
indachtig, door het dakvenster van mijn zakgoeok groot zolderkamertje
naar de sterren hebben staan hunkeren. Daar helemaal in de verte wist ik
zelfs in het nachtelijk duister de Vlaamse Bergen liggen. Amper 145
meter boven de zeespiegel, maar o zo onbereikbaar ver en hoog voor mij.
Want
tussen die ‘bergen’ en mijn ogen stoorden de twinkelende lichtjes van
’t Steedje en ik realiseerden mij ineens dat het morgen mijn laatste dag
op de schoolbanken zou worden.
Zou he lukken te gaan voor Germaanse Talen, of werd het ‘den troep’?
-
Verlà. Dat is dan ook weer gezegd.
Het
werd den troep en al de rest tot op de dag van vandaag. Zonder I-Pad,
maar met ’n GSMmeke van m’n voeten en een oneindig gevoel van welbehagen
wegens een zeer hard m e lonend beroepsleven in dienst,
niet van de Knettternde Letteren maar van… de over elkaar hollende
cCijfers.
Zie WarFid op Wikipedia…..
-
Dat, wat God bewaart, is wèl bewaard en in deze Liefde wil ik, even oud als Mathusalem, leven en sterven….
De
meeste literaire geschiedenissen vaak leentjebuur hebben gespeeld bij
de echte geschiedenis, zo ook de Leeuw van Vlaanderen van Hendrik
Conscience.
**
foto: ©Bas Vinckx
*
Hoog tijd voor een canon van de Vlaamse literatuur
09/06/2020 Frank Hellemans - Leestijd 7 minuten
*
In
de Nederlandse en Vlaamse versie van de Nederlandstalige literaire
canon is de ondervertegenwoordigde Vlaamse auteur de klos. Pleidooi om
eindelijk werk te maken van een toplijst van de moderne Vlaamse
letteren.
Canon afstoffen
Straks
wordt door de Vlaamse letterenacademie een lichtjes aangepaste versie
van de canon van de Nederlandstalige literatuur voorgesteld. Die bestaat
echter al bij onze Noorderburen, terwijl een Vlaams literair pantheon
nog steeds ontbreekt.
Al
in 2002 werd in Nederland een lijst van 100 Nederlandse klassieke
auteurs voorgesteld die gaandeweg is aangevuld tot 108. Ondertussen
stoffen de Vlaamse académiciens op 26 juni hun canon van 51 essentiële
Nederlandstalige teksten van 2015 opnieuw af, kwestie van het dynamisch
karakter van een dergelijke canon te benadrukken luidt het officieel. Of
om in tijden van komkommernieuws aan pr te doen voor de zo geplaagde
letteren en de Academie zelf?
Vlaams aandeel
De
Nederlandse Academie — voluit de Maatschappij der Nederlandse Letteren —
nam in 2002 het voortouw. Samen met het Haagse Letterkundig Museum
stelde ze een lijst op van 100 Nederlandse klassieke auteurs — nu dus al
108. Daarin figureerden eerst 14 (op 100) en nu 17 (op 108) Vlaamse
schrijvers. De Koninklijke Academie van Nederlandse Taal- en Letterkunde
(KANTL) te Gent deed in 2015 dezelfde oefening samen met het Antwerpse
Letterenhuis en het Vlaamse Literatuurfonds. Alleen moest het om
overleden schrijvers gaan en om oorspronkelijk Nederlandstalige werken
die minstens 25 jaar geleden — dus vóór 1990 — gepubliceerd waren. De
Vlaamse keuzeheren en -dames noemden hun lijstje nogal breedsprakerig
‘een dynamische canon van de Nederlandstalige literatuur vanuit Vlaams
perspectief’. Ze focusten niet op de auteurs zelf, maar op de literaire
werken.
In
het Vlaamse pantheon mocht op 51 werken een vijftiental Vlaamse auteurs
mee aanschuiven. Van Hugo Claus scoorde niet alleen Het verdriet van
België maar ook De Oostakkerse gedichten. Een vijftiental topklassiekers
— van Sente Servas van Hendrik van Veldeke tot het Antwerps liedboek —
dateert uit de middeleeuwen en is vaak anoniem of in een collectieve
context gemaakt. Met wat goede wil zou je dus het huidige
klassiekerslijstje van de KANTL voor de helft Vlaams kunnen noemen en
dat van de Nederlandse vakbroeders voor ongeveer een klein kwart. In
beide lijstjes is de middeleeuwse literatuur immers voornamelijk Vlaams
ingekleurd.
Vanaf
de Gouden Eeuw is het in Nederland Holland boven, zeg maar. Al worden
Paul van Ostaijen, Willem Elsschot, Louis Paul Boon, Gerard Walschap,
Stijn Streuvels, zelfs Herman Teirlinck en natuurlijk Hugo Claus ook bij
onze noorderburen op het schild gehesen. In Vlaanderen krijgen de
Nederlandse coryfeeën vanaf diezelfde Gouden Eeuw alle égards, met twee
werken van Joost van den Vondel (zijn gedichten en natuurlijk Lucifer)
tot de dichters Herman Gorter, Willem Kloos, J.C. Bloem, Martinus
Nijhoff, Gerrit Achterberg, Vasalis, Lucebert en Ida Gerhardt incluis.
Kind van de rekening
Kortom,
twee canons voor hetzelfde geld. Die beginnen met een haast
gemeenschappelijke stam — de letteren van de middeleeuwen en de Gouden
Eeuw. Vanaf de achttiende eeuw waaieren ze echter uit, met haast
exclusief Nederlandse accenten in het Noorden en hier bij ons toch
navenant veel aandacht voor Nederlandse dichters. Wie betaalt
uiteindelijk dus de rekening? De Vlaamse (niet-middeleeuwse) schrijver,
en dan vooral de moderne Vlaamse romanschrijver, essayist of
jeugdschrijver.
De
selectiecommissie van de KANTL gaat daarbij uitgesproken puristisch te
werk. Wie geen romans of poëzie pleegde, is het blijkbaar niet waard om
literair te blijven bestaan. Dat je als auteur moet overleden zijn om
tot het kruim der onsterfelijken te behoren, tot daaraan toe. (In
Nederland denken ze daar blijkbaar anders over. Hedendaagse Nederlandse
schrijvers — van Jeroen Brouwers, Arnon Grunberg tot zelfs Thomas
Rosenboom — kregen namelijk wel een plaatsje.)
waarom ontbreekt in het Vlaamse lijstje elk spoor van jeugdliteratuur, dagboeken en essays?
Maar
waarom ontbreekt in het Vlaamse lijstje elk spoor van jeugdliteratuur,
dagboeken en essays? De Witte van Ernest Claes bijvoorbeeld — het
Vlaamse equivalent van de jeugdklassieker Poil de carotte van Jules
Renard — behoort ontegensprekelijk tot het Vlaamse literaire erfgoed. De
oorlogsdagboeken van Virginie Loveling tijdens WO I zijn een klassieker
in hun genre, zoals Heleen Debruyne in de radiodiscussie over de
komende selectie terecht opmerkte. En wat met Een verlangen naar
ontroostbaarheid van Patricia de Martelaere? Misschien wel het beste
essayboek uit de Vlaamse en zelfs Nederlandstalige letteren tout court?
Ook August Vermeylen blijft als essayist vandaag moeiteloos overeind.
Te rigide criteria
Dan
zwijg ik nog over Herman de Conincks gedichten, Pallieter van Felix
Timmermans, De komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo, De trein der
traagheid van Johan Daisne, Monsieur Hawarden van Filip de Pillecyn,
Knetterende schedels van Roger van de Velde, De blinde spiegel van Piet
van Aken, Junkieverdriet van Jotie ‘t Hooft en ga zo maar door (Jos De
Haes, Daniël Robberechts, Anton Van Wilderode, Hugues C. Pernath, Maria
Rosseels, Gaston Durnez). Erik Vlaminck, commissievoorzitter toen de
KANTL-canon in 2015 voor het eerst werd samengesteld, was trouwens zo
eerlijk om in hetzelfde radioprogramma zijn twijfels te uiten over de
rigide criteria. Zo is er immers geen plaats voor werk van
Frans-Belgische auteurs die in Vlaanderen leefden én schreven. De
dijkgravin van Marie Gevers, bijvoorbeeld. Of De legende van Tijl
Uilenspiegel van Charles de Coster. Of gedichten van Emile Verhaeren.
Verdiende loon
Literatuurprof
Geert Buelens brak er ooit al een lans voor. Nu wordt een
Nederlandstalige canon van de letteren in tweevoud geproduceerd door de
Nederlandse en Vlaamse academie. Wordt het niet hoog tijd om daarnaast
eindelijk een toplijst van de moderne Vlaamse letteren te creëren? Eén
waar zovele excellente Vlaamse schrijvers — die nu jammerlijk in de
vergetelheid worden geduwd — hun verdiende plaats in zouden krijgen?
De
Engelstalige literatuur heeft toch ook naast de gezamenlijke
moedergeschiedenis aparte dochtergeschiedenissen van de specifiek
Amerikaanse, Britse, Canadese, Ierse en Schotse letteren. Idem dito met
de Duitstalige canon van de klassiekers. Daarin krijgen bijvoorbeeld ook
de Oostenrijkse en Zwitserse schrijvers hun eigen plaats.
Eigenlijk
zou binnen de schoot van de Taalunie, die veertig jaar bestaat, een
gemengde Nederlands-Vlaamse expertencommissie één gezamenlijke canon van
de Nederlandstalige letteren in elkaar moeten knutselen. De Nederlandse
en Vlaamse Academie kunnen dan ieder voor zich respectievelijk een
canon van de moderne Nederlandse — vanaf grosse modo 1800 — en een van
de moderne Vlaamse letteren naar voren schuiven. Wat voor de
literatuurgeschiedenis kon — de achtdelige monumentale Nederlandstalige
letterengeschiedenis onder auspiciën van de Taalunie — moet toch ook
voor de samenstelling van een overkoepelende Nederlandstalige literaire
canon lukken?
Elke generatie herbekijken
Op
die manier krijg je inderdaad drie canons maar wel met het voordeel van
de helderheid en historische gerechtigheid. En nee, een canon elke vijf
jaar herzien, zoals het KANTL nu doet, is een dwaas idee. Kijk naar wat
met de eenheidsspelling is gebeurd. De Taalunie was terecht op zoek
naar één gezamenlijke spelling voor Vlaanderen en Nederland. Ze kwam
destijds echter op het onzalige idee om elke tien jaar
spellingswijzigingen toe te laten via een nieuw Groen Boekje.
Resultaat:
de Nederlanders doen niet meer mee. Zo schrijven zij Middeleeuwen groot
terwijl Vlaamse scholieren en studenten wordt geleerd om middeleeuwen
klein te schrijven. Zoals je aan de spelling niet elke paar jaar
morrelt, zo doe je dat ook niet met het literaire geheugen. Elke twintig
of vijfentwintig jaar — de duur van een generatie, zeg maar — is het
zaak om weer orde op zaken te stellen. Anders verkalkt het geheugen, ook
dat van de taal en de letteren.
1. Hendrik Conscience: De Leeuw van Vlaanderen (1838)
2. Charles de Coster: De legende van Tijl Uilenspiegel (1867)
3. Anton Bergmann: Ernest Staes, advocaat (1874)
4. Guido Gezelle: Tijdkrans (1893)
5. Cyriel Buysse: Het recht van de sterkste (1893)
6. August Vermeylen: De wandelende jood (1906)
7. Virginie Loveling: Een revolverschot (1911)
8. Felix Timmermans: Pallieter (1916)
9. Karel van de Woestijne: De boer die sterft (1918)
10. Ernest Claes: De Witte (1920)
11. Paul van Ostaijen: Bezette stad (1921)
12. Stijn Streuvels: Het leven en de dood in den ast (1926)
13. Richard Minne: In den zoeten inval (1927)
14. Lode Zielens: Moeder, waarom leven wij? (1932)
15. Filip de Pillecyn: Monsieur Hawarden (1935)
16. Maurice Gilliams: Elias of het gevecht met de nachtegalen (1936)
17. Albert Van Hoogenbemt: De stille man (1939)
18. Gerard Walschap: Houtekiet (1939)
19. Gaston Burssens: Fabula rasa (1945)
20. Willem Elsschot: Het dwaallicht (1946)
21. Johan Daisne: De man die zijn haar kort liet knippen (1947)
22. Jan van Nijlen: De dauwtrapper (1947)
23. Marnix Gijsen: Klaaglied om Agnes (1951)
24. Louis Paul Boon: De Kapellekensbaan (1953)
25. Raymond Brulez: Mijn woningen (1950-1954)
26. Piet van Aken: Klinkaart (1954)
27. Willy Vandersteen: Lambiorix (1954)
28. Hugo Claus: De Oostakkerse gedichten (1955)
29. Herman Teirlinck: Zelfportret of het galgemaal (1957)
30. Ivo Michiels: Journal Brut (1958)
31. Hubert Lampo: De komst van Joachim Stiller (1960)
32. Maria Rosseels: Dood van een non (1961)
33. Jos De Haes: Azuren holte (1964)
34. Jef Geeraerts: Black Venus, Gangreen 1 (1968)
35. Gust Gils: Berichten om bestwil (1968)
36. Herman de Coninck: De lenige liefde (1969)
37. Roger Van de Velde: De knetterende schedels (1969)
38. Paul Snoek: Gedichten voor Maria Magdalena (1971)
39. Ward Ruyslinck: Wierook en tranen (1973)
40. H. C. Pernath: Mijn tegenstem (1973)
41. Loeki Zvonik: Hoe heette de hoedenmaker? (1975)
42. Jotie T’Hooft: Junkieverdriet (1976)
43. Anton van Wilderode: De vlinderboom (1985)
44. Rita Demeester: Stampvoeten in het donker (1989)
45. Kamiel Vanhole: Een demon in Brussel (1990)
46. J.M.H.Berckmans: Café De Raaf nog steeds gesloten (1990)
47. Patricia de Martelaere: Een verlangen naar ontroostbaarheid (1993)
48. Daniël Robberechts: Nagelaten werk (1994)
49. Dirk Verbruggen: De dagbewaarder (2003)
50. Hubert van Herreweghen: De bulleman en de vogels (2015)
NA GESCHRIJFSEL
*
Zelfs
mijn computer is er van van slach en in de war. Ergens bij het kopiëren
een verkeerde rerepetitie- toets ingedrukt misschien? Wie weet.
Mij
is het anders ook ontelbare keren gelukt hetzelfde boek te lezen en te
herlezen, zonder dat het mij ooit maar één nano seconde tegenstak.
-
Sedert
mijn gezichts vermogen het liet afweten is ondergetekende veroordeeld
tot het ‘lezen’ met de hoornoppen op de oorschelpen. Het is waarlijk
geen gezicht voor een boekenwurm. Maar het helpt. Met haken en ogen. En
veel gemorrel met de Victor Reader die zelden of nooit
luistert naar om het even welk commando. Is nog wat anders dan
een bladzijde omdraaien in een spannend boek!
Maar
daar zijn geen woorden genoeg op de wereld om De ‘Luisterbib’ van de
BrailleLiga te bedanken. Daarbij inbegrepen de lieve mensen van BPost
die draven en wroeten om het gewenste tijdig op mijn bord te brengen.
-
Maar
na lectuur vn deze Doorbraak heb ik om zo al zeggende te zien, nog
minstens 10 mensenlevens voor de boeg om de achterstand in te
halen….Want sinds 1958 heeft de Liefde voor de Letteren het moeten
afleggen tegen de Liefde des Levens en tegen de noodzaak het dagelijks
brood te moeten verdienen in het zweet mijns aanschijns.
**
*
Allemaal de Schuld van Adam & Eva.
Hadden
die maar nooit in de apel gebeten dan waren wij met z’n allen - ad
vitam aeternam - onder een stralende blauwe hemel nog arm-in-arm
verenigd in het Aards Paradijs.
Met of zonder breekje.
Maar ergens in de lommerte van een of andere schaduwrijke eik en dus zonder kommer veilig geborgen met een boekje in een hoekje…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten