dinsdag 29 januari 2013

1180 - MAAL ETIENNE VERMEERSCH MINISER VAN ONDERWIJS


 

***

1180 - MAAL ETIENNE VERMEERSCH MINISER VAN ONDERWIJS

Zelfs als kind lieten wij ons niet doen….

 

De ene al wat minder dan de andere

***

 
Kijk, beste mensen, ik zal jullie een groot geheim verklappen. wij, Pallieter-lezers, hebben naar het woord van ons lijfblad, meestal een goed hart maar een slecht karakter. Of omgekeerd. “Peu importe” : wat telt is, dat als, ik zeg wel àls iets goed is, wij dat dat dan ook zeggen. Zelfs zo uitgebreid mogelijk.
Vandaag krijgt dus de niet zo sympathieke maar zeer integere Etienne Vermeersch de eer. Omdat als hij iets aanraakt die meteen in goud verandert.
Ik verklaar mij nader. Er wel aan toevoegend dat de binnenkant van mijn hoofd (dank U voor deze tip, Guido!) slechts 1/100ste bevat van dat van de Heer Vermeersch. Een mens moet zijn plaats kennen, hé!
Rond de tijd van mijn Plechtige Communie (HaHa, Etienne, herinnert U zich die ook?) kreeg ik het thuis aan de stok met mijn grote broer, omdat ik een paar van zijn bladen dubbel ‘minister-papîer’ had verprutst door deze aan elkaar te plakken tot een strook van wel 2 meter, en daar allemaal jaartallen op had gezet. In ‘schoonschrift’, met ‘Ancre de Chine’, als U het wilt weten. Die jaartallen stonden op één lijn, van links naar rechts, op halve hoogte. Omdat daar, zowel onder als boven, in gekleurde inkt, met pijltjes naar het betrokken jaartal, gebeurtenissen moesten staan  die mijn ‘wereldbeeld’ in één oogopslag moesten tevoorschijn toveren. De kleuren weet ik niet meer precies, maar Dickens, Baudelaire en Dante moesten in ’t rood staan (letterkunde) – Boduognat, Alva en Napoleon in ‘t groen (historie), Copernicus, Mercator, Marconi (ontdekkingen) in ’t purper, St Franciscus, Concilie van Trente, Val van Constantinopel, Catharen, (Kerkgeschiedenis), in ’t geel enz. Ik werkte dat af op de tafel in Moeders ‘beste kamer’ waar nooit iemand kwal, en raadpleegde daarvoor alles wat mij onderhanden kwam,  en dat waren meestal de leerboeken van oudere broer of zus.
Nu zou dat soort dingen een ‘tijd-tabel’ genoemd worden, op computer staan en waarschijnlijk duidelijk blijven. Mijn werkstuk werd na een paar dagen (weken?) totaal on-overzichtelijk. Zelfs ons Moeder moest toegeven dat het louter papier-verspilling was. Over tijd-verspilling werd niet gerept : ik was immers heel die tijd uiterst ‘braaf’ geweest. Mijn werkstuk werd dan ook vakkundig verfrommeld en door broer-lief in de kachel gedaan.
Wat daarvan overgebleven is? Hoofdzakelijk de ‘kapstok-jaartallen’ : 1500 ° Keizer Karel / 1830 ° G. Gezelle / 1789 : Franse Revolutie. Maar in de loop der jaren werd dat, gewoon uit liefhebberij, almaar door uitgebreid. Zo leerde ik stilaan de samenhang der dingen begrijpen, precies alsof ik erbij geweest was.
Wat ik daar uit geleerd heb? Dat de honger naar ‘weten’ (op elke leeftijd) uitsluitend afhangt van de bezieling die uitgaat van de persoon die op zeker ogenblik meer weet dan gij-zelf. Ik had het geluk veel goede leraars te hebben gehad en veel intelligente mensen te hebben ontmoet. Wat ontbrak, stond dan in de boeken. En sedert kort, hangt jet, grijpensklaar, in ‘The Cllouds’.
Ik vind het curieus dat het dan toch maar weer uit de Hemel moet komen!

Ter zake :

Basiskennis voor vakmensen en verantwoordelijke burgers van morgen

 

Ik beleefde als puber een grote vreugde toen ik in mijn labo thuis voor het eerst waterstof produceerde. Wist ik veel dat dit een 'vaardigheid' was die ik aan een 'attitude' te danken had Vooreerst iets over de test van onderzoekers Jan Swerts en Kurt Monten (DM 24/1). Paul Yperman, raadgever van onderwijsminister Pascal Smet (DM 25/1) zegt hierover: "Het waren echte weetjesvragen opgemaakt als een quiz. Die vragen evalueren niet of de leerlingen van vandaag al dan niet de eindtermen halen."

Totaal onjuist. Ik heb de 92 vragen op de site van Knack (correct) beantwoord. Er was wat aandacht nodig in verband met de Schengen- en de eurolanden en ook de foto van Mario Monti. Ik neem aan dat er voor jongeren nog een paar moeilijke waren, maar elke student had toch minstens tachtig van die vragen feilloos moeten oplossen. Wie dat niet kon heeft de 'eindtermen' zeker niet behaald; zoniet is er met die eindtermen iets grondig mis. Het op de kaart kunnen aanduiden van de Belgische provincies en hun hoofdsteden, van de oceanen en de grote landen, is mijns inziens leerstof van het basisonderwijs (ik herinner me een vraag uit het vijfde leerjaar: 'In welk land ligt Alaska?'). De vragen over historische feiten gingen niet over 'weetjes'. Om die betreffende de 'beeldenstorm' op te lossen moest je dat in de 16de eeuw kunnen situeren: de alternatieven vielen dan weg. En dat gold voor al die historische gegevens. Wel had ik wat meer vragen inzake wetenschap en techniek gewenst: Copernicus, Galilei, Kepler, Newton, Einstein, Watt, Faraday, Edison, enz. Dat de Hervorming (ook de eerste excessen ervan) in de 16de eeuw plaats vond, is geen 'weetje', maar kennis die iedereen na het secundair onderwijs moet beheersen. Als het kabinet het belang van deze vragenlijst onderschat, hebben ze van het probleem helemaal niets begrepen.

Hier komt immers niet alleen een gebrek aan interesse voor de actualiteit naar voren, maar ook een totale onwetendheid betreffende elementaire kennis van geschiedenis en aardrijkskunde. Hoe wil je dat iemand belangstelling krijgt voor wat zich nu in ons land, in Europa en in de wereld voordoet, als alles wat buiten onze grenzen gebeurt, of voor 1960 gebeurd is, achter een ondoorzichtig gordijn verborgen ligt? Als ik een dergelijk fiasco vergelijk met de uiteenzettingen bij de 'eindtermen' van het secundair onderwijs, dan is het evident dat die ofwel te hoog gegrepen zijn, ofwel in de praktijk geen adequate toepassing kennen (ofwel allebei). In mijn optiek (en die van veel anderen) heeft dat te maken met visies op het onderwijs die sinds een veertigtal jaar door sommige pedagogen worden verspreid en die langzamerhand gemeengoed zijn geworden. Een belangrijk aspect hiervan is het onderscheid tussen 'kennis' enerzijds en 'vaardigheden' en 'attitudes' anderzijds, waarbij het belang van echt parate kennis in de verdrukking raakte.

Aan de basis lag een immens misverstand. Bij de studie van wiskunde, natuurkunde en scheikunde is het altijd evident geweest dat het theoretisch formuleren van stellingen of wetten gevolgd werd door oefeningen, omdat men alleen hierdoor die kennis volledig beheerst. Niemand zag vroeger de noodzaak het ontbinden in ondeelbare factoren of het oplossen van vergelijkingen als 'vaardigheden' te zien. En ook het toepassen van wetten in elementaire metingen en experimenten, behoorde tot het echt 'kennen' van de natuur- en scheikunde. Ik beleefde als puber een grote vreugde toen ik in mijn labo thuis voor het eerst waterstof produceerde. Wist ik veel dat dit een 'vaardigheid' was die ik aan een 'attitude' te danken had. Ik schreef het eerder toe aan mijn liefde voor kennis en aan de onmisbare steun van Jongens en Wetenschap.

Naast de meer 'nomothetische' (wettenstellende) wetenschappen, waar het toepassen van de wetten essentieel is, zijn er ook de meer 'idiografische', waar de beschrijving van particuliere feiten en processen de hoofdbrok vormt. De notie 'oefening' komt hier veel minder aan bod: het wezenlijke is dat men erin slaagt particuliere gegevens een plaats te geven in meer overkoepelende kaders. Een bepaald plaatselijk incident - de verwoesting van een klooster - vormt dan een aspect van een algemeen gebeuren 'beeldenstorm' en dat wordt dan weer gesitueerd, enerzijds in de verspreiding van de Hervorming en anderzijds in de interactie met de Spaanse koning en zijn landvoogden. Dit is allemaal kennis van feiten, al worden die natuurlijk met elkaar verbonden tot een hoger geheel. Het 'van buiten kennen' van enkele stapstenen daarin, maakt het inzicht in de samenhang tot een blijvende verworvenheid. Ook hier is de enige zinvolle 'attitude' de hunker om feiten en hun samenhangen te kennen: de 'vaardigheid' om die met andere, eventueel hedendaagse, te vergelijken, vloeit daar vanzelf uit voort. Hoe meer men bepaalde gegevens, bijvoorbeeld datums zoals 313, 843, 1517, 1648... paraat heeft (in hun kader geplaatst), hoe gemakkelijker, zinvoller en vooral beklijvender het allemaal wordt. Maar ook bij andere beschrijvende wetenschappen is dat het geval. Eenmaal in mijn leven heb ik de moeite gedaan om de geologische tijdperken van buiten te leren (Cambrium, Ordovicium, Silur, Devon, Carbon, Perm, Trias, Jura, Krijt...). Ik hoef daarvoor dus nooit meer Google te raadplegen. En wat een onvoorstelbare basis voor inzicht in de totale werkelijkheid heeft iemand die de essentie van het boek Powers of Ten paraat heeft (Morrison, zie Google). Welk een zaligheid is het ook gedichten en andere teksten uit het hoofd te kennen en dankzij de herhaalde confrontatie met schilderijen te weten: dit is een Caravaggio, een Rubens, een Rembrandt een Schiele of een Kandinsky. Zijn daar vaardigheden en attitudes mee gemoeid? Ik heb er nooit bij stilgestaan. Wat ik op dat vlak van leraars zoals E.H. Nollet heb meegekregen was 'kennis'. Die kennis was dan weer gebaseerd op zijn brede culturele bagage; een 'lerarenopleiding' had hij nooit gehad.

 

Wat zijn de besluiten? De school moet het doen. Mijn ouders hadden alleen lagere school gevolgd, mijn vader tot 11 jaar; alleen de school kon mij op eenzelfde niveau als mijn bourgeoisvriendjes brengen. Ouders moeten hun kinderen opvoeden tot fatsoenlijke mensen. De rest is onderwijs en dat is in de eerste plaats kennisoverdracht: het overige komt vanzelf. Wel is er leergierigheid nodig en bereidheid om te studeren, ook als er harde noten te kraken vallen. De school zelf moet jaar na jaar (telkens de eerste veertien dagen) nagaan of de basiskennis van de vorige jaren aanwezig blijft. Wat van die kennis essentieel is, moeten we opnieuw duidelijk vastleggen, maar dan concreter dan die holle 'eindtermen'. Het doel is dubbel: bedreven en gedreven vakmensen vormen en tevens burgers opleiden met inzicht in het maatschappelijk leven en dus met verantwoordelijkheidszin.

 

 

 

***

 
Waar dat gaat eindigen? AUB toch niet zoals men thans bezig is. Vermeersch zegt het daar ergens : zijn leraren waren in veel gevallen geen pedagogen, maar priesters. In mijn  college waren er zelfs bij, die amper een paar jaar ouder waren dan wij-zelf. Maar  ‘den bull’, een fijngevoelig man met een ruwe bolster, leraar godsdienst, was een fervente fan van Godfried Bomans. Die leerde hij ons tussendoor kennen door dikwijls het laatste kwartiertje van zijn les, zo’n beduimeld boekje uit de diepe zakken van zijn soutane op te diepen, om voor te lezen uit ‘De Avonturen van Pa Pinkelman’. Zelfs in de Lagere School werd ons haarfijn uitgelegd wie in Indië (toon met Uw vinger op de wereldbol!) Mahatma Gandhi was, zodat ik later moeiteloos kon overschakelen op Rabindrnath Tagore….
Zelfs over Monte Cassino werd ons, peuters, uitgelegd wie en waar (toon met Uw vinger op de wereldbol!) dat daar in Italië door het oorlogs-geweld een eeuwen-oude cultuur werd weggeveegd. Toen woedde (1943) de oorlog nog volop, en Meester zal wel  zijn tong tien keer in zijn mond hebben moeten ronddraaien. Monte Cassino is in mijn hoofd blijven hangen en werd later de ‘kapstok’ waaraan quasi heel Italië is komen te hangen, zowel de vulkanen als de Oude Romeinen.  Geen wonder dat ik door dat alles in de herfst van mijn leven in Etrusken-land ben terecht gekomen, bijna in de tijd van de Babyloniers en de Feniciërs…
Genoeg tijd dus om alles een beetje te relativeren…..

 

***

(Get) AA 3AB, strijder-schrijver op rust van blog-bubbels. Hij observeert de wriemelende mensenmassa’s en licht op klaarlichte dag het gebeuren bij met een stal-lantaarn. Want hij heeft niet graag dat Breedsmoel-kikkers in zijn zonlicht komen staan.

“Ut mien zunne, of ‘k straal joe, zei de bie”.
 

 

Geen opmerkingen: