vrijdag 9 januari 2009

DE SCHEIDING DER MACHTEN

DE SCHEIDING DER MACHTEN
De nieuwe crisis is er een van de rechtsstaat
19-12-2008 - Hendrik Vuye - de morgen _
Overgenomen uit Iskander
Yves Leterme en de zijnen hebben het beginsel van de scheiding der machten met voeten getreden. Goed, maar wat betekent dat precies? En hoe heeft de Belgische grondwetgever het vertaald? Hendrik Vuye heeft het over samenwerking en zelfs vermenging der machten: 'Hoe komt het toch dat we op mondaine aangelegenheden zo makkelijk horen fluisteren van welke signatuur een magistraat is? Dat is nefast, men zet de kat bij de melk', aldus Hendrik Vuye, gewoon hoogleraar Rechtsfaculteit UHasselt.
Digitalia heeft daarvoor een zeer adequate oplossing. De examen- en benoemingsformaliteiten gebeuren, lijk bij de bakker en de beenhouwer, met nummertjes. Allez! Is er ‘tegentjok’? Goed dan. Voor de tragen van begrip. Examens gebeuren uitsluitend schriftelijk en de naam v/d kandidaat is vervangen door een nummer. Dat blijft geheim, tot nà de benoeming. Ieder mandaat (gerecht – politie -onderwijs – provincie – gemeente, enz) in functie draagt persoonlijke verantwoordelijkheid en verloning naar verdienste. Een Hoog Comité van Toezicht, aangesteld op dezelfde manier, evalueert of straft. Geen beroep mogelijk.

De scheiding der machten is waarschijnlijk een van de meest geheimzinnige concepten van ons juridisch arsenaal. Het beginsel wordt aan flarden geciteerd van zodra er een meningsverschil bestaat tussen parlement, regering of magistratuur. Wanneer één van deze groepen het niet eens is met een handeling gesteld door een andere, dan luidt steevast dat de scheiding der machten in het gedrang komt. Men noemt deze scheiding een basisbeginsel van de Belgische rechtsstaat, maar toch staat deze regel niet eens uitdrukkelijk bevestigd in de Belgische grondwet. Men leidt de scheiding der machten af uit wat men dan maar 'de geest' van de Belgische grondwet noemt.
'L'esprit des lois'
Montesquieu heeft dit principe vorm gegeven in zijn L'esprit des lois (1748). Veelal denkt men dat dit boek uitsluitend aan de scheiding der machten is gewijd. In werkelijkheid besteedt de auteur maar enkele luttele bladzijden aan de scheiding der machten. Waar gaat het precies om? Volgens de auteur kent elke staat drie functies: een wetgevende functie, een uitvoerende functie en een rechtsprekende functie. Deze eenvoudige premisse is ongetwijfeld juist. Ook in de meest primitieve staatsvormen zijn er organen die regels uitvaardigen en organen die deze regels doen naleven. Zelfs in een staat als Somalië, waar er al jaren geen sprake meer is van een centraal bestuur, zijn er nog steeds krijgsheren die regels uitvaardigen en doen toepassen.
Montesquieu argumenteert dat wanneer deze drie functies toebedeeld zijn aan eenzelfde orgaan, de machtsconcentratie dermate groot is dat zij zal leiden tot schendingen van de rechten van de burgers en tot het beperken van de politieke vrijheid. Het is dan ook noodzakelijk om te zoeken naar technieken die de politieke vrijheid waarborgen.
Volgens Montesquieu kan men de politieke vrijheid verwezenlijken door het volgen van een principe: 'il faut que le pouvoir arrête le pouvoir'. Vrij vertaald: men moet de staatsorganen dermate organiseren dat de macht van het ene orgaan de macht van het andere orgaan gaat beperken zodat machtsmisbruik onmogelijk wordt. Dit kan in alle eenvoud door de drie functies toe te kennen aan drie verschillende organen: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht.
Meer samenwerking dan scheiding
De Belgische Grondwetgever van 1831 heeft dit systeem zeker niet in al zijn zuiverheid overgenomen. In België is er veel meer sprake van een samenwerking der machten dan van een scheiding. De wetgevende macht wordt in België gezamenlijk uitgeoefend door Kamer, Senaat en Koning (art. 36 G.W.). Ook tussen uitvoerende macht en rechterlijke macht bestaan er samenwerkingen: zo bijvoorbeeld benoemt de Koning (uitvoerende macht) de rechters (art. 151 G.W.) en worden de vonnissen en arresten uitgevoerd in naam des Konings (art. 40, lid 1 G.W.).
Misschien is er in België zelfs sprake van een vermenging der machten. Magistraten worden gedetacheerd naar ministeriële kabinetten of zetelen in allerhande werkgroepen opgericht door de uitvoerende macht. Ook in parlementaire commissies zijn ze steeds meer graag geziene gasten. Cabinetards schoppen het wel eens tot de Staatsraad of worden rechter in het Grondwettelijk Hof. Er is wel meer aan de hand dan een politierechter die zich al te graag profileert als de echtgenote van de Minister van Buitenlandse zaken. Er bestaat een soort verwevenheid tussen sommige leden van de hogere magistratuur en sommige politici. Hoe komt het toch dat we op allerhande mondaine aangelegenheden zo makkelijk horen fluisteren - want daar spreekt men niet over - van welke signatuur een magistraat is? Dat is nefast, men zet de kat bij de melk. Was het devies van Montesquieu echter niet dat men net dit dient te vermijden?
Magistraten moeten onafhankelijk zijn van allerhande drukkingsgroepen. Zij moeten tevens onpartijdig zijn. Onpartijdigheid betekent niet alleen dat de magistraat een geding met open geest moet beslechten. Het betekent tevens dat de burgers er kunnen op vertrouwen dat zij door onpartijdige rechters worden berecht. Indien niet wordt voldaan aan deze beginselen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid, dan verliest de rechterlijke macht haar bestaansreden.
Magistraten zijn natuurlijk ook kinderen van hun tijd. Voor het Dutrouxtijdperk waren benoemingen en bevorderingen van magistraten politieke beslissingen. Na Dutroux kwam er de Hoge Raad voor de Justitie. Deze Raad heeft alvast de niet geringe verdienste om de benoemingen en bevorderingen toch enigszins te objectiveren. Er is dus hoop voor de toekomst.
De gebeurtenissen van de laatste dagen werpen alvast een verfoeilijk beeld op van de magistratuur. Dat is bijzonder spijtig voor die vele magistraten die plichtsbewust hun werk doen. Dit vaak met heel veel inzet, ondanks de beperkte middelen die Justitie hen ter beschikking stelt.
De politiek bevestigt het beeld dat al bestaat sinds de verkiezingen van juni 2007. Onze staat van goed bestuur wordt niet echt bestuurd. Maar had er dan iemand gedacht dat diegenen die er na anderhalf jaar nog niet waren in geslaagd om een kieskring te splitsen, er wel in gingen slagen om de mondiale bancaire crisis op te lossen? In plaats van deze crisis op te lossen is er een nieuwe crisis bijgekomen, de crisis van de rechtsstaat. Wat betekent goed bestuur nog in een land waar de regering druk uitoefent op de magistratuur? En toch is er nog een sprankeltje hoop. Uiteindelijk heeft de rechtsstaat gewerkt en verdwijnt het boegbeeld van deze regering. Maar toch zal nog veel puin dienen geruimd. Men zal er nu nog de burgers van moeten overtuigen dat we nog steeds in een rechtsstaat leven. Dat zal overtuigingskracht kosten.
*****
Aandacht! Als dat niet verhelderend werkt!

Geen opmerkingen: