zondag 19 april 2009

TERRORISME OP DE ONTLEEDTAFEL

TERRORISME OP DE ONTLEEDTAFEL

De geschiedenis van het terrorisme volgens Burleigh
14-04-2009 - John De Wit - GVA
- "Terroristen zijn psychisch gestoorde mensen,die hun ideologie als camouflage van hun crimineel gedrag gebruiken". Tot dit besluit komt de Britse historicus Michael Burleigh in een dik boek over de geschiedenis van het terrorisme. Hij doet ook een aantal aanbevelingen om het moslimterrorisme te voorkomen en te bestrijden. Zo waarschuwt hij voor de gevaren van een te krasse strijd tegen de financiering van het terrorisme, hekelt hij het multiculturalisme omdat het begrip voor de moslims in de weg staat, spreekt hij zich - als voormalig adviseur van Condi Rice - uit tegen de folterpraktijken op Guantanamo Bay. Michael Burleigh (54) is een Brits historicus, die zich afzet tegen zijn marxistische collega's, zoals Eric Hobsbawn. Burleigh verwijt hen een te materialistische kijk op het verloop van de geschiedenis. Hijzelf wil meer culturele elementen als motor van de verandering beklemtonen, eerder dan economische.
Burleigh bekent zich tot een conservatief katholicisme, hij is een aanhanger van paus Benedictus XIV en politiek gezien adviseerde hij ook nog Condoleeza Rice, de vroegere minister van Buitenlandse Zaken onder de Amerikaanse president Bush en momenteel de leider van de Briste Conservatieven, David Cameron.
Eerder schreef hij twee boeken (Aardse Machten en Heilige Doelen) over de rol en de houding van de godsdiensten vanaf de Franse revolutie tot op heden. Daarmee ontdekte hij een gat in de Britse markt, want Hobsbawn gaat in zijn monumentale werken over de negentiende en de twintigste eeuw maar weinig op de rol van de godsdiensten in.
Burleigh stelt dat de regimes die de godsdiensten wilden uitroeien (zoals Robespierre tijdens de Franse revolutie of Lenin in de Sowjet-Unie) meestal een alternatieve politieke ideologie voor deze godsdiensten bedachten. Dat deden volgens Burleigh ook de meeste utopische denkers uit de negentiende eeuw (Saint-Simon, Owen, Comte) en ook Hitler. Deze politieke staatsgodsdiensten zijn voor Burleigh afkooksels van de echte godsdiensten, ze zijn een surrogaat voor het achteruitboerende christendom in het Westen.
In deze twee boeken brengt Burleigh bovendien een genuanceerd beeld over de wijze waarop de echte godsdiensten zich tegenover hun politieke surrogaten opstelden. Zo toont hij aan dat de houding van de katholieke kerk tegenover het nazisme en het fascisme heel verschillend was in Spanje, Italië en Duitsland.
Burleigh's jongste boek over de geschiedenis van het terrorisme is een derde deel van deze trilogie. Na de politieke staatsgodsdiensten van Robespierre, Hitler en Lenin bestudeert hij nu de politieke sektes, die in schimmige kroegen samenzweren tegen het regime.
Burleigh wil een culturele geschiedenis van het terrorisme schrijven vanaf de negentiende eeuw tot op heden.
Hij belicht met een schat aan pittige details de Ierse kwestie, de Russische nihilisten, de Zwarte September, de Rode Brigades van Italië, de Baader-Meinhofgroep, de ETA, het moslimterrorisme. Het Zuid-Amerikaanse terrorisme (de Tupamaros, Het Lichtend Pad, de FARC e.d.), de Tamiltijgers in India komen niet aan bod.
Burleigh wil de levensgeschiedenissen en de cultuur van de terroristen beschrijven. Die is zonder onderscheid "moreel ranzig, zoniet puur crimineel" en op de dood gericht. Voor Burleigh zijn terroristen "in moreel opzicht gestoord, zonder daarom klinisch als psychotici te kunnen worden beschouwd". Het zijn "nitwits" voor wie de ideologie er weinig toe doet. Ideologie is een masker die hun wil om chaos te bevorderen moet legitimeren. Dat geldt voor Andreas Baader, maar ook voor Osama bin Laden.
In een eerder werk verklaarde hij de lange duur van de Ierse kwestie door het gedrag van "dronken Ierse vechtersbazen uit de lagere kringen, die door hun gedrag indruk konden maken op de meisjes".
Burleigh gaat niet in op het staatsterrorisme en evenmin op groepen die aanvankelijk terrorist waren en daarna (al dan niet gerespecteerde) wereldleiders werden (zoals bv. Nelson Mandela). Hij motiveert dat door zijn definitie: "terrorisme is een tactiek van individuele organisaties die een psychologisch klimaat van angst willen scheppen als compensatie voor hun gebrek aan legitieme politieke macht".
"Wie denkt dat Osama Bin Laden zich gaat ontpoppen als een nieuwe Nelson Mandela, heeft geen historicus nodig, maar een psychiater", zo luidt het.
Het boek is in sommige media nogal verketterd en verkeerd voorgesteld, zeker met betrekking tot Burleigh's visie op het moslimterrorisme. Omdat dit onderdeel voor onze maatschappij toch het belangrijkste is, gaan we hier wat dieper op in.
Het moslimterrorisme is volgens Burleigh geëvolueerd van een hiërarchisch model naar een netwerkmodel. Al Qaida deelt niet meer de lakens uit, want daarvoor is het te zeer verzwakt. Er zijn overal kleine netwerken bezig en hun band met Al Qaida bestaat uit niet meer dan het onderschrijven van de ideologie en het geven van de toestemming om de verantwoordelijkheid voor een terreuraanslag op te eisen. Burleigh beklemtoont dat dit netwerkenterrorisme zich al eerder voordeed, o.a. met de Baader-Meinhofgroep, die dank zij inlichtingendiensten zoals de Oost-Duitse Stasi kon gaan trainen in Palestijnse kampen. Maar hier is de situatie toch anders.
Volgens Burleigh is de strijd tegen het terrorisme een strijd van lange adem. "De Koude Oorlog duurde van 1947 tot 1989. In de strijd tegen het jihadistisch terrorisme zitten we nu ergens in 1953".
Burleigh stelt dat hij geen handboek wil maken om het moslimterrorisme te bestrijden, maar hij geeft toch kriskras een aantal aanbevelingen.
* De huidige terroristische netwerken en hun kleine groepjes zijn zo goed als "onvindbaar", erin "infiltreren" is bijna onmogelijk. Om ze te ontdekken moet je ze dwingen om contact op te nemen met de overkoepelenden organisate. Dat kunnen inlichtingendiensten doen door totaal foute informatie over het maken van bommen op internetwebsites te verspreiden, zodat de plaatselijke amateur-terroristen niet meer weten welke site de juiste is.
* De auteur meent dat het terrorisme alleen maar zal verdwijnen als geen trainingskampen meer georganiseerd kunnen worden. Het Westen moet daarbij oog hebben voor nieuwe gebieden waarop Al Qaida mikt als uitvalsbasis. Bin Laden zit momenteel ergens in de Swatvallei, in een grensgebied van Pakistan met Afghanistan. Al Qaida is verzwakt, maar wil zich hergroeperen in Somalië en Jemen. Dat moet voorkomen worden. Hij vindt dat commerciële contracten met moslimlanden afhankelijk moeten worden gemaakt van de onvoorwaardelijke medewerking van die landen met de westerse inlichtingendiensten. Dat is voor hem een vorm van ethisch investeren.
* Tegelijkertijd moet het Westen investeren in liberale en seculiere alternatieven voor de infrastructuur van de islamisten. Vooral dan voor de madrassa's (de islamitische scholen). Er moet veel geld naar het basisonderwijs in de moslimlanden gaan en grote westerse denkers moeten in het arabisch worden vertaald.
* Het Westen moet voorts de Arabische staten dwingen om het geld in hun samenleving eerlijker te verdelen. "Wij hebben belang bij een welvarende en machtige middenklasse in die landen, zodat jonge mensen in de moslimlanden een zinvolle carrière kunnen uitbouwen in plaats van voltijds jihadist te zijn".
* Burleigh wil voorts dat het Westen gematigde vormen van de islam, waarin het persoonlijke en het mystieke worden benadrukt, aanmoedigt. "Het Westen moet inzien dat het moslimfundamentalisme in se niet erger is dan het christelijk of joods fundamentalisme. De godsdiensten moeten openlijk de strijd tegen het religieus terrorisme ondersteunen."
Europa moet zijn godsdiensthaat laten varen, het moet erkennen dat het christendom een deel van zijn cultuur vormt.
Burleigh vindt het positief dat de godsdiensten zich gezamenlijk zouden kunnen vinden rond ethische kwesties, zoals bv. gebeurde met het gezamenlijke verzet van joden, christenen en moslims tegen het homohuwelijk of tegen de homobetogingen in Israel. Maar aan de andere kant meent hij dat de godsdiensten te zeer op seks zijn gefocust en wel eens over andere ethische problemen uitspraken zouden mogen doen.
* De Britse historicus pleit echter ook voor "gelijk oversteken". Hij wil dat het Westen voortdurend duidelijk maakt hoe slecht andere godsdiensten in moslimstaten worden behandeld en hij meent dat Londen géén grote moskee mag bouwen, zolang in Riad geen grote kerk mag worden neergepoot.
* Burleigh hoopt dat de westerse bevolking meer interesse krijgt in de islam. Nu wordt dat onmogelijk gemaakt door de ideologie van het multiculturalisme, die volgens Burleigh een "zachte vorm van apartheid" is. "Het multiculturalisme bekijkt de moslims door het vertekenend prisma van enkele van hun gemeenschappelijke leiders en van de media die hen gevolgd zijn". Het multiculturalisme is volgens Burleigh de verbindende link tussen een virulent links anti-amerikanisme en een reactionair islamisme.
* Burleigh heeft echter ook kritiek op de VS. Hij vindt dat een "oorlog" niet de beste manier is om het terrorisme aan te pakken. De beste manier is inlichtingen vergaren, geheime operaties uitvoeren, discreet propaganda verspreiden.
Burleigh volgt voormalig buitenlandminister Colin Powell in zijn bedenking dat de jihadisten die in Afghanistan gevat waren, moeten worden beschouwd als "krijgsgevangenen". De VS hadden zich aan de Conventie van Genève moeten houden, meent Burleigh.
Door in Guantanamo Bay te folteren, speelden de VS in op de verwachtingen van terroristen en die strategie is totaal verkeerd. Want ze stimuleert mogelijke overlopers niet om uit de biecht te klappen. Burleigh prijst Indonesië en Saudi-Arabië die dat in hun gevangenissen - volgens hem - niét doen en die daardoor het terrorisme in hun landen behoorlijk wisten terug te dringen. Vooral een wederopvoedingsproject van islamisten in de gevangenissen van Saudi-Arabië was volgens Burleigh erg succesvol.
* Maar de Britse historicus gelooft ook dat de VS er in Irak in geslaagd zijn om een halt toe te roepen aan de stroom van vrijwillige martelaren vanuit Libië en Saudi-Arabië. Die is gestopt omdat het door toenemende controle niet zo makkelijk meer is om "een grote klapper" te maken, "hooguit nog een aanslagje waarbij een paar Amerikaanse aannemers om het leven komen" (sic). Al Qaida is er volgens Burleigh in Irak niet in geslaagd om een islamitische staat te creëren en evenmin om een sectarische burgeroorlog tussen sjiieten en soennieten te ontketenen.
* Burleigh hekelt ook de werking van het Britse rechtssysteem, dat volgens hem veel te traag en te laks inspeelt op terrorisme. Hij pleit voor een grondig onderzoek naar de advocaten die terroristen verdedigen, om na te gaan of ze al dan niet met hun cliënten samenspannen. "Mensenrechtenactivisten, die het recht om niet door een bomaanslag vermoord te worden niet schijnen te kennen", noemt hij ze. "Advocaten die onmiddellijk geloven in de onschuld van terroristen en tegelijkertijd de staat er even automatisch van verdenken te folteren", zo luidt het nog. Zo'n grondig onderzoek naar die advocaten is nodig omdat ze in het verleden (o.a. bij de Baader-Meinhof-groep en de Rode Brigades) herhaaldelijk samenspanden met hun cliënten.
Hij meent ook dat het Britse systeem van gewoonterecht te veel is gebaseerd op de rechten van de verdachten. Er wordt te veel bewijsmateriaal geweerd. Het "continentale" systeem (het onze dus) geniet zijn voorkeur. Hij wil de rechten van vermeende terroristen en van buitenlanders die voor terrorisme het land uitgezet zijn drastisch beperken.
* De auteur waarschuwt ook voor recrutering van jihadisten via de gevangenissen. Het aantal bekeringen tot de radicale islam in de bajes neemt onrustwekkend toe en de gevangenissen mogen geen kweekvijver van terroristen worden.
* Hij vraagt zich af of het politiek gezien verstandig is om de financiering van het terrorisme te ontregelen omdat je zo weer de georganiseerde misdaad aanmoedigt. Als de terroristen hun geld moeten halen uit overvallen, dan lopen ze meer risico op ontdekking. Maar anderzijds zullen de terroristen zelf makkelijker gewone criminelen worden en dan kom je van de regen in de drop.
Burleigh suggereert dat het goed is om de verschillen binnen de terreurgroepen zelf uit te buiten. Zo kijken de "echte" terroristen neer op hun financiers, omdat die geen risico lopen en ook vaak lagere straffen krijgen als ze worden gevat. Burleigh suggereert om deze tegenstellingen te stimuleren.
* De auteur stelt nog dat er geen wereldwijde aanpak tegen het terrorisme mogelijk is, zolang de mensen nauwelijks reageren op aanslagen in Egypte of Maleisië. Voor hem zal de overwinning van het moslimterrorisme uiteindelijk van de moslims zelf moeten komen.
1. Het theoretische model van Burleigh komt onvoldoende uit de verf. Waarom is dit nu "een culturele geschiedenis van het terrorisme"? De auteur schetst weliswaar de culturele leefwereld van de terroristen zelf, maar hij stelt tegelijkertijd dat de meeste terroristen niét ideologisch gemotiveerd zijn, maar de ideologie slechts als "detonator", als verrechtvaardiging van hun crimineel gedrag gebruiken. (Tenzij dan misschien bij het moslimterrorisme, waar hij terreur duidelijk aan de radicale islam linkt).
Van een culturele geschiedenis van het terrorisme mag meer verwacht worden. Wie het terrorisme van de Rode Brigades toch grotendeels wijt aan allerlei libertaire ideologieën op de universiteiten, zou mogen verklaren waarom Frankrijk in die zelfde periode géén terroristen heeft geproduceerd. De meeste ideeën, zeg maar mei 68, die volgens Burleigh in Italië tot terrorisme leidden, veroorzaakten dat in Frankrijk niet. Waarom niet?
2. Bovendien zijn uiteraard niet alle terroristen politieke mislukkelingen of "nitwits" met weinig ideologische bagage. Bepaalde bekende politici, zoals de Israelische ex-premier Begin, waren geen mislukkelingen en waren wel ideologisch gemotiveerd. De selectie van de besproken terroristen bepaalt mee Burleigh's theorie over de cultuur van de terroristen.
3. De geschiedschrijving van Burleigh blijft te vaak een erg leuk journalistiek babbeltje. Dat leest vlot weg en het prikkelt de geest, maar door de ironische stijl vraag je je af of alles wel waar is en of alle bronnen wel grondig zijn gecheckt. Op sommige momenten, bij de beschrijvingen van sommige figuren, gaat Burleigh erg kort door de bocht. Maar al bij al blijft dit toch een verhelderend werk over de cultuur die de terroristen zelf scheppen.

Zie: BURLEIGH, M., Bloed en Woede. Een culturele geschiedenis van het terrorisme, 2009, De Bezige Bij, Amsterdam, 652 p.
BURLEIGH, M., Aardse Machten. Religie en Politiek in Europa van de Franse Revolutie tot de Eerste Wereldoorlog, 2006, De Bezige Bij, Amsterdam, 592 p.
BURLEIGH, M., Heilige Doelen. Religie en Politiek van de Europese dictators tot Al Qaida, 2007, De Bezige Bij, Amsterdam, 620 p.

Geen opmerkingen: