woensdag 13 januari 2010

DEELNEMEN AAN DE SCHEPPING

.




.









DEELNEMEN AAN DE SCHEPPING








Tussen Tigris en Eufraat
waar het allemaal begon



Handen af van het beeld van God

08-01-2010 - Sam Janse - nederlands dagblad



Geboorteregeling lijkt een typisch moderne problematiek. Een scala aan voorbehoedsmiddelen wordt mensen in deze tijd aangereikt en ook abortus is volgens velen een verantwoorde mogelijkheid. Een verkenning van de klassieke oudheid laat de overeenkomsten en de verschillen met onze tijd zien.
Bevolkingspolitiek was ook in het oude Rome niet ongewoon, alleen lag het probleem daar aan de andere kant. In 18 v.Chr. vaardigde keizer Augustus een wet uit, de Lex Julia , die het kindertal moest verhogen. Het patroon is niet onbekend: beschavingen met een rand van weelde en decadentie kennen vaker een slinkend geboortecijfer. De angst dat vreemdelingen met hun grote gezinnen Rome zouden overspoelen was reëel. Tacitus vermeldt dat de Romeinen, anders dan de Germanen, een laag geboortecijfer hadden. Elke weldenkende Romein moet de dreiging daarvan ervaren hebben. We herkennen de situatie.
In Rome werd weinig getrouwd. Veel mannen hadden genoeg aan het concubinaat, het samenleven met een vrouw zonder juridische garanties. Het is ongeveer de ons bekende vorm van samenwonen maar dan zonder contract. Hier zette de keizer in. Het huwelijk werd aangemoedigd en overspel verboden, want een gezond gezinsleven moest het kinderaantal bevorderen. Abortus bleef toegestaan, maar een groot gezin werd wel beloond. Een vroege vorm van kinderbijslag dus.
Waren Romeinse echtelieden in staat om aan geboorteregeling te doen? De lage geboortecijfers doen vermoeden van wel. Onthouding zal niet populair geweest zijn. Vaker werd de coitus interruptus beoefend, het onderbreken van de gemeenschap vlak voor de zaadlozing. De bronnen spreken ook over anale, manuele en orale seks.
En abortus was een mogelijkheid. Musonius Rufus, filosoof, tijdgenoot van Paulus, noemt dit als een van de middelen die het geboortecijfer drukten. Dat kon met een kruidendrank maar ook door operatief ingrijpen. Met de kennis en kunde van toen zal dat niet zelden verkeerd afgelopen zijn voor de moeder.
Zelfs daarmee waren de mogelijkheden niet uitgeput. Het kind was na de geboorte nog niet beschermwaardig. Pas als de vader het in een speciale ceremonie in zijn armen had genomen en als zijn kind had aanvaard, had het recht op leven. Al eerder hadden Plato en Aristoteles gesteld dat het doden van pasgeborenen in het belang van de staat acceptabel was, bijvoorbeeld bij een gehandicapt kind dat ten laste van de samenleving zou komen.
In het algemeen werd het doden van de ongeboren en zelfs van de geboren vrucht in de Romeinse samenleving aanvaard. Verzet kwam er voornamelijk van filosofen, onder anderen van de al genoemde Musonius Rufus: het is tegen de natuur, voor stoïsche wijsgeren een doorslaggevend argument.
Maar is het lage geboortecijfer zo afdoende verklaard? Recente studies maken aannemelijk dat men in de oudheid op grote schaal voorbehoedsmiddelen gebruikte. Met een zeker dédain zijn deze praktijken vaak afgedaan als magie. Sommige middelen zitten inderdaad in die hoek. Plinius spreekt in zijn Natuurlijke Historie over een harige spin met een enorme kop, die opengesneden twee kleine wormen toont. Worden deze vóór zonsopgang met een strip hertenleer op het vrouwenlichaam bevestigd, dan zal de vrouw een jaar lang niet zwanger worden. Moderne experimenten hebben het effect hiervan nog niet bevestigd.
Anders ligt het met aftreksels van planten als de ruit, de granaatappel en de polei, een muntachtige plant. Proeven op muizen hebben uitgewezen dat toediening ervan soms tot honderd procent afname van de vruchtbaarheid leidde en dus zonder meer betrouwbaar was.
In het jodendom lagen de kaarten fundamenteel anders. De zorg van Joden voor hun kroost viel ook niet-Joden op. De Griekse schrijver Hecateüs van Abdera, uit de tijd van Alexander de Grote, schrijft dat Mozes de Israëlieten opdroeg om voor hun kinderen te zorgen en dat zij daarom zo talrijk waren geworden. Joodse schrijvers noemen abortus onder de ernstige zonden, doorgaans in combinatie met het achterlaten of vermoorden van pasgeborenen. Zo zegt Pseudo-Phocylides: ,,Laat een vrouw niet een ongeboren baby in haar schoot vernietigen en het na de geboorte niet voor de honden en de gieren werpen als prooi''.
Het Oude Testament zwijgt over abortus: het zal niet nodig geweest zijn om hier expliciet tegen te waarschuwen. De beschermwaardigheid van de foetus blijkt wel uit Exodus 21 : 22: als een zwangere vrouw in een vechtpartij haar vrucht kwijtraakt moet de schuldige een vergoeding geven. De Septuaginta , de Griekse vertaling van het Oude Testament, geeft hiervan een interessante vertaling. Er wordt, zonder aanleiding in de brontekst, onderscheid gemaakt tussen het ongevormde embryo en de al meer mensvormige vrucht. De laatste heet exeikonismenon , letterlijk: 'uitgebeeld'. Het zal niet toevallig zijn dat daar het woord eikoon , beeld, in zit, het woord dat in Genesis 1:26 en 9:6 aangeeft dat de mens naar Gods beeld geschapen is.
Hier ligt het eigenlijke motief tegen abortus: het vernietigt het beeld van God. De filosoof Philo en de geschiedschrijver Flavius Josefus denken in deze lijn verder. Abortus is niet anders dan kindermoord, zegt de laatste, want deze handeling vernietigt een ziel en vermindert het menselijk geslacht.
De Misjna (derde eeuw) spreekt genuanceerder. Bij levensgevaar van de moeder moet de foetus worden gedood. Het leven van de moeder telt dan het zwaarst. Is het hoofdje al uit de baarmoeder, dan mag het kindje niet meer worden gedood, want het ene leven is niet meer waard dan het andere. Hier wordt abortus op medische indicatie tot op zekere hoogte aanvaard.
Volgens het jodendom doet een mens de Schepper tekort als hij beginnend leven in de kiem smoort. De rabbijnen gingen zelfs een stap verder door ook anticonceptie te verwerpen. Is het eerste gebod van de Tora niet: ,,Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar'' (Gen. 1 : 28)? Wie zich niet voortplant, staat gelijk aan iemand die bloed vergiet. Of: hij is als iemand die het beeld van God vermindert. De mens is immers het beeld van God. De dood van Onan (Gen. 38 : 9-10) werd algemeen geïnterpreteerd als een verbod op coitus interruptus , het verspillen van het zaad.
Toch wordt ook het belang van de vrouw in het oog gehouden. De Babylonische Talmoed vertelt over Judit, de vrouw van rabbi Hiyya, die na een gevaarlijke bevalling aan haar man vroeg: ,,Is het ook aan de vrouw geboden het geslacht te vermenigvuldigen?'' ,,Nee'', zei de rabbi, ,,alleen aan de man''. Zij ging heen en dronk een steriliserende drank.
De christelijke predikers gaan inzake abortus in hetzelfde spoor. Ook in het Nieuwe Testament wordt dit niet expliciet veroordeeld. Mogelijk verwijst de pharmakeia - onder andere genoemd in Openbaring 9:21 en daar in de NBV vertaald met 'ontucht' - ernaar. In de vroegchristelijke geschriften de Didachè en de Brief van Barnabas worden het plegen van abortus en het doden van een pasgeborene zonder meer als moord beoordeeld en het valt ook nu weer op dat deze delicten naast elkaar staan.
In de Openbaring van Paulus (vierde eeuw) ziet de apostel in de krochten van de hel mensen in een rivier van vuur en vraagt wie het zijn. Het antwoord luidt: ,,Dat zijn vrouwen die de schepping van God bezoedelen door kinderen uit hun schoot te verwijderen, en dat zijn de mannen die met hen sliepen. Hun kinderen echter riepen tot de Heer God en tot de engelen die over de straffen gingen met de woorden: 'Verdedigt ons tegen onze ouders... zij hebben ons als voedsel gegeven voor honden en om vertrapt te worden door zwijnen. Anderen hebben ze in de rivier gegooid''. Ondanks hun misdaden heeft Paulus medelijden met hen en op zijn voorbede geeft God op zondag verlichting van straf.
Ook bij de meer officiële vertegenwoordigers van de vroege kerk vinden we een sterke afwijzing van abortus. Athenagoras, Clemens van Alexandrië en Tertullianus stellen dat abortus niet anders is dan moord. Een filosofisch motief is dat de ziel al direct met de verwekking ingeplant of overgedragen wordt. Een meer Bijbels argument is dat de Schriften herhaaldelijk spreken over Gods bemoeienis met de ongeboren vrucht, onder andere bij Jeremia (Jer. 1 : 5) en Johannes de Doper (Luc. 1 : 41).
De klassieke oudheid heeft een onvoorstelbare doorwerking gehad in christelijk Europa. Veel van de inrichting van het leven ging mee. Maar op een aantal punten zijn de naden zichtbaar en soms gaapt er een afgrond. Bijvoorbeeld tussen de Romeinse historicus Tacitus die het merkwaardig vindt dat Joden het doden van pasgeborenen als een misdaad beschouwen en de Joods-christelijke traditie die zelfs het doden van de foetus als moord ziet. Inzake abortus en kindermoord is in de oudheid één motief beslissend: het gemeenschappelijk belang, de res publica . Hetzelfde belang kan ook leiden tot een kritische houding ten aanzien van abortus zoals we bij de latere keizers zien.
Bij de Joodse en de christelijke schrijvers komt een totaal ander motief naar voren, namelijk van de beschermwaardigheid van het leven en wel van elk leven, ook en juist van het zwakke, gehandicapte en ongeboren leven. Modern gezegd: hier ligt een waarborg voor de rechten van de mens. De enkele mens moet tegen de samenleving en de staat beschermd worden. In het jodendom is daarbij beslissend dat de mens naar Gods beeld geschapen is, christelijke theologen grijpen naar het verwante motief van de mens als werk van Gods handen en voorwerp van Gods zorg.
De abortusproblematiek blijkt minder modern dan we soms denken. De kernvraag is: vanaf wanneer is het leven beschermwaardig? Het jodendom gaat daarin het verste door terug te gaan tot vóór de conceptie: de man heeft de plicht om nageslacht te verwekken. Onze overbevolkte aarde laat ons voorzichtig zijn met dit argument. De andere pool wordt bezet door de oudheid waarin zelfs pasgeboren leven niet zonder meer beschermwaardig is. Uitzonderingen daargelaten is er hier een schokkende consensus dat een pasgeborene mag worden gedood ter wille van het algemeen belang. Onze samenleving staat opnieuw voor de grote vraag vanaf welk moment het menselijk leven beschermwaardig is. We hanteren bij riskante ondernemingen het begrip veiligheidsmarges. Misschien moeten we deze ook in acht nemen als het om menselijk leven gaat. De bijdrage van de Joods-christelijke traditie is dat we met mensenrechten niet te laat moeten beginnen.
Dr. Sam Janse is parttime predikant van de Protestantse Gemeente in Driebergen, nieuwtestamenticus en docent Nieuwe Testament aan het Baptisten Seminarium te Barneveld

Boeketje Digitalis


(geurend naar vers gebruikte pampers)

Deze voormelde boekengeleerde is – naast zijn langdraderigheiod – ook een beetje saai. Toch vind ik zijn gegraaf naar de wijsheid der Oude Romeinen de moeite waard om te worden bewaard voor latere gelegenheden. Al ware het maar omwille van de bezorgdheid (toen al!) van Keizer Augustus, dat liederlijk leven risico’s inhield. Wat uiteindelijk bewaarheid werd, zoals wij weten. Ik hoop dus ooit eens lauweren te oogsten door ergens het citeren van deze oer-gezellige Hollanbdse half-dominee. Hij krijgt een speciaal plaatsje in mijn archief. Bij alle andere staatsgevaarlijke waar-sprkers!

Als de mensheid dat 2.000 jaar geleden al wist, waarom wordt dan nog steeds dezelfde grandioze fout gemaakt? Elk in de moederschoot vernietigd leven wordt immers automatisch opgevuld door instroom (bij de Romeinen)van…barbaren. Er is dus niets nieuws onder de zon….Inclusief voor wat de resultaten toen ook al waren, namelijk de ondergang van dit Duizendjarig Rijk…..
Het mensdom mag meehelpen aan zin eigen instandhouding. Meer zelfs, zonder de ene generatie zou er geen andere mogelijk zijn – en daaraan te tornen, is tornen aan de mensheid zelf….Voeg daaraan nog aan toe, dat Lierfde (in hoofdzaak), lichamelijk genot en kindervreugde als toemaatje bovenop verstrekt worden, en dan zou iedereen op zijn blote knietjes de Hemel mogen dankbaar zijn! Stel U voor dat het anders had gemoeten : zoals Adam, de eerste mens, bijvoorbeeld, tot stand kwam. Zegt de Bijbel met aarde en slijk waarin een ‘ziel’ werd geblazen…Zou nogal een wedloop mee gebracht hebben naar de vindplaats van dier speciale mensen-humus! Om nog maar te zwijgen over het geloop en het gedrum op die plaatsen! En dan die werkplaatsen waar de Eva’s uit telkens een rib van hun Adam zouden gesneden worden….Echte voyeurs-clubjes zouden dat worden!

Tenzij men het natuurlijk, voor de modernisten onder ons, het houdt op Darwin. Die had zelfs geen aarde of slijk meer nodig. Zelfs niet eens een ziel om ergens in te worden geblazen. Die hield het op relatief gunstig uitgevallen apen-soorten. Die komen dan uit een ander zonnestelsel, of hun voorouders moeten ook zijn gaan wroeten in een soort apen-humus locatie. Met anex de snijzaal voor Vrouwelijk Apenschoon….
Blijft voor mij dat ene intrigerend zinnetje uit de Bijbel. Dat de zonen der godenkinderen zagen dat de dochters der mensen mooi waren, en zij namen die tot vrouw….

Zou ik ook gedaan hebben, moest ik in hun plaats geweest zijn…Dan had iedereen nog al zijn ribben en toch een vrouw!

Pssst
Mits een beetje snuffelen op Internet, kan men ook terecht bij BABYLON, een nog oudere beschaving dan de Romeinse en de Egyptische. Lees o.a. bij


www.bertsgeschiedenissite.nl/ijzertijd


Net achter het Koninklijke paleis stond de prachtige Poort van Isjtar. Isjtar, naar wie deze beroemde poort is genoemd, was de belangrijkste godin van Babylonië. Daar ze de godin van de liefde, van het moederschap en, hoe vreemd ook, ook van de oorlog was, werd door iedereen vereerd en geëerd. Haar beeld werd door het leger mee ten strijde genomen. Maar als Morgenster en tegelijkertijd ook Avondster bracht ze tevens liefde, vruchtbaarheid en overvloed…./…

Waarom denk ik nu aan Napoleon Bonaparte’s antwoord, op de vraag wat hij dacht over die vele duizenden gesneuvelden op een of ander slagveld. Het antwoord, in zijn beste Corsicaans was :’Qu’est ce que cela peut bien me foutre?! Une nuit à Paris récompense toute cette perte bien regretable’….

Elk jaar in de maand Nisan (maart) vond er een Nieuwjaarsfestival plaats om het huwelijk te vieren van Mardoek met de Aardgodin. Dit huwelijk zou de grond vruchtbaar maken en op de bevloeide velden voor een goede oogst zorgen. Het feest duurde elf dagen, met gebeden, offers en reinigingen. De zesde dag kwamen enkele minder belangrijke goden van andere steden Mardoek en zijn zoon Naboe een bezoek brengen. Vervolgens verliet een grote processie de tempel. Ze ging door de poort van Isjtar naar het Akitoe-huis, een tempel buiten de stad. De koning, de priesters en de beelden van de goden werden meegevoerd in feestwagens, en zo nodig werden er ook boten gebruikt. Later, nade plechtigheden van de wijding der velden, keerden ze langs dezelfde weg, de Processiestraat, terug. Ook het feestvierende volk sloot zich bij hen aan om Mardoeks beeld weer naar zijn rustplaats in de cella van zijn tempel dicht bij de zigurrat te brengen.

Geen opmerkingen: