1228
*
VOORSCHRIFT
**
*
Wat
alleen terzake in mijn voordeel speelt, is mijn toenemende
slechtziendheid. E-Books zijn niet voor mij. Maar geen nood. Daar zijn
de Luisterboeken van de Braille Liga. En die laten zich beluisteren zelfs in Uw slaap…. Niet eens de leesbril meer nodig.
Als
kennismaking kan onderstaande ‘Maand Brochure’ tellen voor tien. Oude
Meesters ook, maar vooral onze bloedeigen onvolprezen Grootmeester Guido
Gezelle dermate horen prijzen, doet deugd aan ons jeugdig hertje.
We schenken gerust nog ’n tweede borrel in!
Nieuwsbrief
3 februari 2020
**
*
WILLEM DIRCKSZOON HOOFT (1594-1658)
was
tien jaar lang een van de regenten van de eerste schouwburg van de
Nederlanden: die aan de Keizersgracht in Amsterdam, geopend in 1638.
Daarvoor schreef hij kluchten, die opgevoerd werden op de planken van de
Amsterdamse rederijkerskamers. Twee van deze kluchten verschijnen deze
maand in DBNL: een derde druk van Jan Saly (oorspronkelijk uit 1622) en
een eerste van Styve Piet (1628). In Jan Saly maken we kennis met Jan
die, zoals de titel wellicht al doet vermoeden, niet veel klaarspeelt in
het leven. Hij wordt gekoppeld aan een vrouw die hem onder zijn ogen
structureel bedriegt met de man van wie ze zegt dat hij haar voogd is,
maar Jan heeft niets door. Styve Piet is dan een stuk doortastender: hij
loopt gewoon weg met zijn Aeltje wanneer haar ouders hun relatie
verbieden. Van de twee kluchten was Styve Piet het succesvolst: tot in
1682 werd deze nog gespeeld in de schouwburg.
Een andere toneelschrijver, Abraham Kemp
(ca. 1600-1656), schreef als lid van de Gorinchemse rederijkerskamer
het treurspel Droeff-eyndich-spel van de moordt van sultan Osman (1623).
De auteur verwerkte in zijn drama de toenmalige Ottomaanse actualiteit:
in 1622 vermoordden de Janitsaren sultan Osman II nadat hij zijn eigen
eliteleger (de Janitsaren) de schuld had gegeven van de mislukte inname
van Polen. Kemp schetste Osman af als een tiran en rechtvaardigde de
opstand van de Janitsaren. Het drama werd in 1639 opgevoerd in de
Amsterdamse schouwburg, een jaar na de opening.
De DBNL brengt deze maand de eerste druk online.
*
Toneelschrijver Willem de Baudous, van wie geboorte- en sterftejaar onzeker zijn, schreef in 1618 Tragedie ofte treur-spel, van Edipes en Antigone over het klassieke verhaal van Oedipus en zijn dochter Antigone, oorspronkelijk geschreven door Sophocles. De Baudous publiceerde het drama kort nadat hij uit de Zuidelijke Nederlanden in Amsterdam was neergestreken. De 1ste Druk van dit toneelstuk staat nu online.
*
Verder online deze maand onder andere de roman De Droomers van Maurits Wagenvoort over outcasts in het Parijs van het fin de siècle, de brochure De Liefde in het vrouwenleven voorheen en thans van Cornélie Huygens en een nieuwe jaargang van De Hollandsche Lelie met tips over wat te doen wanneer je 'tanden los voelen' (hint: er komt kamelenhaar bij kijken).
Lees verder
Parels uit de DBNL
Guido Gezelle
(1830-1899) wordt wel de grootmeester van de Vlaamse poëzie genoemd.
Zelfs nu nog kennen heel wat Vlamingen zinnen uit het hoofd uit
gedichten als ‘het schrijverke’ en ‘dien avond en die rooze’. ‘De
Tachtigers’ roemden Gezelle als de pure en zuivere Vlaamsche dichter bij
uitstek en ook later zouden belangrijke Vlaamse schrijvers als Paul van Ostaijen
vol lof over de poëzie van Gezelle spreken. Deze maand lanceerde
Openbare Bibliotheek Brugge nog de website gezelle.be, waarop duizenden
documenten omtrent Gezelle – brieven, poëzie-handschriften, enzovoorts –
tot leven komen. Dat Gezelles werk van historisch belang is, staat
buiten kijf.
De
bekende Vlaamse priester-dichter kende echter niet altijd deze
populariteit. Gezelle debuteerde als dichter in een literair landschap
waarin proza en literatuur nog vaak gezien werden als belangrijke stenen
in de opbouw van de Belgische ‘natie’. Een België dat in het begin van
Gezelles dichterscarrière nog geen dertig jaar bestond. Dichters waren
boodschappers van taalkundige, politieke, religieuze of idealistische
ideeën, welke binnen één stijl geformuleerd moesten worden. Ook al kende
Gezelle als onderwijzer deze regels en tradities goed, toch week hij er
in zijn eigen poëzie van af. In vroege bundels - zoals in xxxiii kleengedichtjes
(1860) en Gedichten, gezangen en gebeden (1862) – zien we een dichter
aan het werk die graag experimenteert en loskomt van de classicistische
traditie. Als vrij dichter schrijft hij overtuigend in het Vlaams, een
taal die volgens hem natuurlijk en dynamisch is. Nochtans vinden critici
het niet gepast om over religie – een wederkerend thema voor de
katholieke priester-dichter – te schrijven in de volkstaal. Daarnaast
breekt Gezelle met het traditionele vers door te experimenteren met
verstechniek en vorm. Hiervoor laat hij zich inspireren door nieuwe
versvormen zoals het vrije vers, Bijbelse poëzie en het proza-gedicht.
Gezelle
kijkt ook naar de wereldliteratuur voor ideeën, denk aan Hebreeuwse en
Arabische poëzie. Ook in zijn tweede dichterlijke periode (1880 – 1899)
zet Gezelle in op experiment en innovatie, zeker op vlak van syntax,
interpunctie en strofe-bouw.
En
toch lukt het Gezelle niet om volledig te breken met de traditie en
roept hij zichzelf in zijn gedichten tot orde door zich soms toch te
plooien naar traditionele poëticale regels en wetten. Zo vertoont zijn
vroege werk een zekere dualiteit tussen het ongeremde experiment en de
geremde twijfel: kan een menselijk dichter uitdrukking geven aan de
poëzie, die volgens Gezelle altijd voortkwam uit het sacrale? Daarnaast
schrijft Gezelle tijdens zijn leven ook regelmatig
gelegenheidsgedichten. In deze gedichten wordt het poëtische experiment
ondergeschikt aan de boodschap. Als we nu terugkijken op zijn
dichterschap, zien we een schrijver die zich bevindt tussen de traditie
en de vernieuwing.
Gezelle
is met andere woorden een complexe schrijver met vele gezichten en vele
talenten. Zo schreef hij niet enkel poëzie, maar was hij bijvoorbeeld
ook journalist en prozaschrijver. Een dichter die (her)lezing meer dan
waard is. Een ware parel in de DBNL is dan ook ‘Poëzie en Proza’, een verzameld werk uit 2002, waarin je de evolutie, dualiteit en diversiteit van Gezelles werk zelf kunt ontdekken.
Guido Gezelle, Poëzie en Proza (eds. An De Vos en Piet Couttenier). Bert Bakker, Amsterdam 2002
Priester-Dichter
Gezelle als Journalist in de authentieke zin van het woord in de jaren
1850-1899 mogen herbeleven, moet een balsem zijn voor het hart. Meer dan
100 jaar later voeren de Vlamingen nog altijd dezelfde hopeloze (?)
strijd voor Vrijheid en voor Recht. Zowel de grond in Kortrijk als in
Brugge, waar dat Genie destijds ook over wandelde, is nog altijd
verkocht aan ‘Vreemde Meesters’.
De
zegeklokken hangen wel nog steeds in onze torens, maar ze blijven stil
en stom. Erger, zelfs de kerkklokken die Gezelle nog zo dikwijls heeft
horen tampen, zijn zo goed als stil gevallen. Want ze ‘storen’ de
‘Nieuwkomers’ in hun gevoelens.
Maar…
de boer, hij ploegde voort. Hoop op den Oogst, O Vlaanderenland. Want
nog nooit zo dicht bij de Zege geweest. De Nieuwe Jan Breydel en Pieter
Deconinck staan klaar om de Leiding te nemen. In Francofonia sidderen de
leden, alleen al bij het horen van hun naam.
Waar wachten wij/zij op?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten