*
.. ter wille van de boer die ploegt
…besta de wereld voort.
*
DE TWEEDE PASTORIE
DAGBOEK
AANTEKENINGEN (15)
*
22 februari 2020
*
Leestijd 13 minuten
Zijn al onze witte, mannelijke helden dan Gollums geworden?
**
*
foto: ©reporters
Zondag 26 januari
*
Dat
bezoek aan Rozendaal en mijn kindertijd heeft me er weer eens op
gewezen dat ik, opgegroeid in die oude romantische steenklomp van een
pastorie, mijn hele volwassen leven heb gezocht naar een bewoonbaar
alternatief. Heb ik dat nu hier gevonden, in de rustgevend om mijn
werktafel heen gestapelde bakstenen van John & Mary West House?
‘s Avonds
Een glas. Nog een. In epicurische doodsangst werk ik verder aan mijn notities bij de wereld.
Maandag
Gedroomd van New York. Nog in mijn droom dacht ik: een stad die overal torenflats neerzet, stort zichzelf in de diepte.
Ik
werd wakker en krabbelde deze uitspraak van mijn inwendige orakel op
een papiertje; en terwijl ik dat deed, steeg de achtergrond van de droom
(een soort screensaver) vanuit mijn onderbewustzijn voor mijn netvlies
op: ik zag een veranda met een blonde vrouw in een strandstoel achter
wier hoofd wolkenkrabbers verrezen.
De
wereld van Hopper is me vertrouwd, rijk volk aan de Oostkust, Joy is in
zo’n milieu opgegroeid, even buiten New York, maar dan een paar
decennia na Hopper.
Op
veel van zijn schilderijen is een jaren-dertig-versie van mijn vrouw
afgebeeld: een niet onweelderige blondine met smaak en raffinement, een
product van goede genen, geld en een dosis puritanisme die net groot
genoeg is om vulgariteit te voorkomen.
Geen idee wat dit alles betekent, maar het zou me irriteren als het niet iets onthulde.
Maandagmiddag (gestage regen)
In
de Volkskrant schrijft Arjan Peters over Eliots Gedichten 1917-1930,
vertaald en briljant geannoteerd door Paul Claes. Hij klaagt over de
vele aantekeningen, alsof iemand hem verplicht die te raadplegen. Deze
valse criticus op je nuchtere maag lezen is net of je gedwongen wordt je
vorige braaksel op te eten.
Dinsdag
Hou
toch op met kranten lezen, ouwe jongen! Als het oorlog wordt, merk je
dat snel genoeg en voor de rest offer je de witte duif van je
gemoedsrust op het altaar van de Columnistenkerk. Haar priesterkaste
lispelt dat je een geboren racist bent, een zondaar die de verkeerde
voornaamwoorden gebruikt, een man zo wit als de muur. Intussen vermoorden
jihadi’s op grote schaal christenen in Afrika, maar die grote
bloederige waarheid strookt niet met het credo van dat Vaticaan.
Woensdag
Ik
correspondeer af en toe met een lezeres die ik nooit ontmoet heb. Dit
schreef ze me vandaag over een bepaalde reeks gedichten: ‘Een
glasheldere draaikolk is het, een mengeling van de fysische en
geestelijke werkelijkheid, stof en gedachten, aards en kosmisch,
wiskundig en filosofisch, materie en anti-materie, in een hemels
opgediende cadans.’
Ik
was niet weinig ontroerd. Antwoordde: ‘Je wees me op dat vreemdste van
het kunstenaarschap – als je me dit retorische snuiven toestaat –
namelijk de genade, het door de muze van het lierdicht in een toestand
van hoger schemerbewustzijn geschonken werkstuk.’
Aan
dit verheven geklets voegde ik toe: ‘Je zult het niet graag horen, want
het komt helemaal uit de tijd overwaaien dat ik nog gewoon patriarchaal
de deur voor je mocht openhouden zonder een cisgender koloniaal wit
gedrocht te zijn – de tijd heeft de gentleman in een Gollum veranderd –
maar ik krijg de indruk dat je een schat bent.’
**
Gudrum
*
30 januari
Ik
vind een oude brief van mijn vader terug en besluit hem niet uit zijn
envelop te halen. Op de postzegel is in 2001 een stempel gezet. Aan mij,
Allewaertstraat 12, 2000 Antwerpen. Mijn moeder is al dood, Herman is
al dood, Anna is nog in India, Christopher is drie, de Twin Towers
moeten nog instorten.
Het
is moeilijk voor mij zijn handschrift te lezen – niet in de zin van
ontcijferen, maar bij dat artritisch verzwakte gekrabbel zou het mij te
moede zijn alsof ik zijn brief net ontvangen heb, alsof hij nog leefde.
31 januari
Brexit. Zon. De elementen schijnen zich niets van de politiek aan te trekken.
Nieuws
van het continent: de SPD in München wil straatnamen veranderen.
Vervreemd van zichzelf geloven de socialisten dat de geschiedenis
verstopt moet worden. Columbus heeft Amerika op zijn geweten. De dikke
Strauss heeft in Afrika op antilopen gejaagd en bovendien begon hij zijn
dagen met het lezen van Horatius in het Latijn. Schopenhauer was gemeen
tegen het vrouwelijk geslacht. Weg met hen.
Arme
Arthur! Maar ik denk niet dat zijn straat hem iets had kunnen schelen.
Hoort u die knal? Dat is het schot dat hij honderdzeventig jaar geleden
voor de boeg van de toekomstige socialisten afvuurde. Zijn nimmer door
geslachtsdrift benevelde brein had toen namelijk in de Parerga und
Paralipomena al een antwoord geformuleerd. Het komt hierop neer dat
academisch geschoolde mensen hun natuurlijke denkvermogen verliezen en
dus de evidentie niet meer zien; de volksmens roept: ‘Hé, straks
vertrappelt die olifant de hele kamer!’ Maar de ontwikkelde mens heeft
de dikhuid onzichtbaar gemaakt achter een berg redeneringen.
Het
verschrikkelijke is niet dat de socialisten van tegenwoordig niet meer
zouden lezen, maar wel dat ze het gelezene niet meer begrijpen en dat
die hele volksverheffing dus niets heeft uitgehaald.
Bij een cognac
Als
kind heb ik een Walter Schopenhauer gekend, een vriend van mijn ouders,
een knappe man, weelderige krullen, met de wijsgeer verwant als
afstammeling van diens zuster. Paradoxaal genoeg was deze Schopenhauer
een manisch-depressieve vrouwenminnaar. Mijn vader meende dat hij
manisch was wanneer hij bezig was verliefd te worden en depressief
wanneer hij het eenmaal was.
Zaterdag
De
filosofe Alicja Gescinska over Roger Scruton, met wie zij goed bevriend
was: ‘Hij probeerde vooral de ervaring van schoonheid die wij als
mensen hebben, te begrijpen. De esthetische ervaring is een zingevende,
eerder dan een zintuiglijke ervaring. Ze maakt dat we ons thuis voelen
in de wereld, en biedt troost.’
Welaan
dan, Vlaamse kunstenaar, jij die als door een horzel gestoken reageerde
toen een politicus zei dat hij schoonheid zocht in de kunst, neem
jezelf toch niet zo serieus! Niemand heeft een boodschap aan je
concepten en ideeën. Schilder nu maar, als je dat kunt tenminste, en
zeker, schilder zo hedendaags mogelijk. Schilder, want je bent geen
belangrijke denker. Dat is niet erg. Wel erg is dat de musea voor
hedendaagse kunst overwegend strontvervelend zijn, niet omdat de kunst
er hedendaags is, maar wel omdat zij lelijk en pretentieus is. Het
geheim van de musea voor schone kunsten schuilt in hun adjectief.
4 februari
Gisteren
is Charles Witte overleden. Joost belde me. Zijn vader was gevallen en
had acht ribben gebroken. Sowieso had hij na meer dan negentig jaar geen
zin meer in het zijn: ‘Ik zit hier maar wat voor me uit te
koekeloeren,’ zei hij toen ik hem bezocht. Dat was een maand geleden. Nu
moet de demente Alie naar een of ander verzorgingstehuis, waar ze
angstig en weerspannig zal zijn tot ze met een volgend gebakje weer even
wordt zoet gehouden.
5 februari (Winters van mijn kindertijd, waar zijn jullie gebleven?)
Het
probleem tijd kent een onhandige oplossing: de dood. En naarmate we
ouder worden, legt de onvermurwbaar dalende zon een steeds weemoediger
glans over de achter ons liggende, ongrijpbaar geworden tijd.
Mijn
eigen ongrijpbare tijd begint in de jaren vijftig. Hoe ouder ik word
(alleen mensen boven de vijftig beginnen een zin zo), hoe meer die jaren
mijn tijd worden. In het Imperial War Museum in Londen kun je een
interieur uit 1940 bezichtigen: bruin bloemetjesbehang, opengespreide
krant ter grootte van een half strafschopgebied, pijp in asbak, trijpen
leunstoelen, alleen mijn opa ontbreekt. In de keuken vind ik mijn
moeders erfstukken, het gedeukte vergiet, de snijbonenritser met de
metalen neusgaten, de houten stamper waarmee ze het wasgoed in de
badkuip onder water dwong…
O
weemoedige sensatie dat mijn tijdgenoten, turend op een schermpje, de
juiste meningen onder de hersenpan, lid van een nieuw-samengesteld
gezin, mij vreemder zijn dan de bewoners van mijn kindertijd, die in de
volksverheffing, Sinterklaas en het huwelijk geloofden! Ze zijn haast
allemaal dood.
Nostalgie,
wat u zegt. U klinkt verwijtend, maar nostalgie is de enige manier om
iets te ervaren van de tijd in zijn volledige omvang.
Als
je maar vaak genoeg toverformules tegen jezelf fluistert, ga je vanzelf
in ze geloven: cis, wit, hetero, patriarchaal, reactionair…
De
combinatie van al die kwalen heet Bach, Flaubert, Nietzsche, Eliot,
Picasso, Nabokov, Solzjenitsyn. Je lispelt je bezweringen en op
wonderbaarlijke wijze veranderen genieën in gespuis.
Zondagmiddag
Zouden we het landsbestuur overlaten aan mensen met down?
Ik
opper die vraag omdat ik daarover een gesprek met Willem had. Hij en
zijn ouders zijn op bezoek. Of hij mee mocht als ik met de honden ging
wandelen. Het regende – het regent al weken – en hij was de enige van
het gezelschap die mee wou.
Willem
is zestien en heeft downsyndroom. We laten de honden los, die zich de
vriendelijke Somme van ons modderige dal in storten, en hij zegt opeens:
‘Ik zou het land niet willen bestuderen.’
‘Waarom niet?’
‘Dat kan ik niet.’
‘Ik ook niet.’
‘Maar
ik heb een suddroom.’ Hij zwijgt plechtig. Het woord hangt wat in de
vochtige winterlucht te hangen, vreemd accorderend met het verdrinkende
landschap. Dan: ‘Ik heb ook verdriet.’
‘Verdriet? Waarom?’
‘Omdat er mensen zijn die kinderen als mij willen abbeteren… Dat betekent toch baby’s doodmaken?’
‘Ja, maar dat zijn wel baby’s die nog niet geboren zijn.’
De honden apporteren gezeglijk hun stokken, maar Willem laat zich niet afleiden.
‘Denk je dat mijn papa en mama mij niet hadden gewild als ze wisten van mijn suddroom?’
‘Je bent hun favoriete kind.’
‘Ja, de makkelijkste!’ Hij kraait het uit.
Thuis
laat hij met een grijns zijn modderspatten aan iedereen zien. ‘Ik ben
niet altijd de makkelijkste!’ Zijn moeder lacht vertederd. Ooit noemde
ze hem haar mooiste moedervlek, maar toen was ze een beetje tipsy.
Wat zou makkelijker zijn: een zoon als Willem of een zoon die naar het front vertrekt?
Maandag
Moe van de winter. Vondel verwarmt me even:
(…) Het Noorden heeft geladen
Al ’tgeen het Oosten teelt; al wat het hemels vuur
Des zomers kookt en brandt, bewaart in dit gewest
De kille wintervorst, die vuur uit peper kauwt.
Vervolgens
zak ik in nieuwe droefgeestigheid weg: die peper was in
Nederlands-Indië geroofd, Joost; en loochen ik via dit citaat niet de
klimaatverandering?
Peripatetisch
door de modder achter de honden aan sjokkend, zeg ik tegen de dode das
die zijn laatste schuilplaats onder een struik heeft gezocht: ‘Ik ben
moe van de modder, jongen. Maar niet zo moe als jij.’ Zijn vacht bestaat
uit kleverige slierten, waartussendoor minieme beekjes stromen. Natter
dan deze das kun je als schepsel niet worden.
11 februari
Ook
Dirk Leyman weet geen zak van Eliot: ‘Claes wijst er op hoe de wanhoop
van de dichter zijn bedding vond in The Hollow Men (1925). Ash Wednesday
(1930) markeerde Eliots bekering tot het rooms-katholicisme.’
Room-ka… enfin.
Maar
anders dan Arjan Peters is Leyman tenminste niet kwaadaardig. Dus niet
getreurd, Paul, je moet die dingen door de bril van Machiavelli
bekijken.
12 februari
In
het krantje schrijft de columniste Julie Cafmeyer: ‘Heel ons denken is
doordrenkt van witte, mannelijke, westerse filosofen. Je moet beter je
best doen om andere denkbeelden uit de kast te halen.’
U
begrijpt dat mijn hele interne patriarchaat bij deze woorden in opstand
kwam. ‘Julie, gansje van me’ mompelde ik, T.S. Vladimir Gustave
Солженицын, denker met de hamer, ‘dan haal je toch zwarte, vrouwelijke,
Afrikaanse filosofen uit je kast?’
Visdag
Struikelen over: de vergrotende trap van vinden.
Ik
bladerde wat in mijn Van Dale, dat beduimelde stuk archeologie uit de
late Papiertijd, op zoek naar niets, toen mijn oog op de etymologie van
‘lady’ viel.
De
Angelsaksische boeren noemden de vrouw des huizes de hlaefdige: het
oude Germaanse woord voor brood is hlaef (nog altijd chleb in de
Slavische talen) en diga (verwant met deeg) is kneden. Moeder de vrouw
de broodkneedster. Analoog daaraan is ‘lord’ een verbastering van
hlaefwaerd, broodbewaarder.
Van dit soort zinloze wetenschap raakt de veer van mijn zijn strak opgewonden.
Omgekeerd begin ik te ratelen als een ouwe wekker wanneer ik het in het krantje gebezigde Nederlands
Benno Barnard
*
Geen opmerkingen:
Een reactie posten