zondag 29 maart 2009

VOORSPEL WO 4


VOORSPEL WO 4
Wie is akkoord met mij? Er zou eens iemand officieel moeten aangesteld worden (een EU-Eurocraat?) om de juiste rangorde van al die wereldoorlogen te bepalen. Alhoewel ik vrees dat daar geen begin voor te bepalen is. Tenzij men teruggaat naar Kaïn en Abel, de twee broers die volgens de Bijvel de een de ander de kop in sloeg met een ezelskaakbeen…..
Ineens blijken we al te kunnen spreken
(zie boek van Peter Siebelt, hieronder besproken voor wat betreft de Nederlandse contacten – maar in ons land verschijnt er bij mijn weten geen onderzoekjournalistiek van dergelijk formaat – reden waarom de terroristen ons land een beetje sparen? Of is het omgekeerd en bestaat er een soort ‘’gentlemens agreement: wij maken elkaar wederzijds het leven niet lastig. De wereld is groot genoeg. In den belgiek geen bommen. Wel samenzweerders die elders hun huzaarstukjes opvoeren…)
van Wereldoorlog 4. Ik vraag mij verdorie af waar ik de 3de gelaten heb. WO I heb ik niet meegemaakt, alles van ‘horen zeggen’ uit de eerste hand, want mijn leefwereld was er vol van en als kind heb ik gespeeld op het gewezen Iepers slagveld met alle mogelijke verroeste restanten van deze loopgravenoorlog. Tijdens de bezetting in de jaren ’40-’45 waren de (verwaarloosde) Engelse kerkhoven overal in het rond onze geliefde speelpleinen. WO II heb ik bewust beleefd van 10 Mei ’40 tot lang na de Bevrijding en de repressie. In feite tot op de dag van vandaag. Want in ‘Pelgië’ duurt die oorlog nog iedere dag dat de zon opkomt. Zie naar het ‘cordon sanitaire’ dat meer dan 1 miljoen Vlamingen uitsluit en broodrooft.
Nu tot de orde van de dag komend, geef ik het woord aan Het Vrije Volk in een artikel waarin beide mij bekende Wereldoorlogen koud bier dreigen te worden

Cohen: geen slappe thee maar sterke koffie


Peter Siebelt 20 maart 2009

De tot nu toe slappe thee drinkende burgemeester Cohen laat sinds enkele dagen zijn tanden zien. Hij wil van geen wijken weten en peinst er niet over om zijn excuses aan te bieden aan de zeven Marokkaanse Amsterdammers die onlangs werden gearresteerd op verdenking van 'voorbereidingshandelingen met een terroristisch oogmerk'.

Het balletje kwam aan het rollen na informatie van een nog steeds ‘onbekende tipgeefster’ uit Brussel. Zij liet weten dat een broer van een van de Marokkaanse terroristen die vijf jaar geleden een bloedbad in de Spaanse hoofdstad Madrid had aangericht met twee van zijn makkers op weg waren naar Amsterdam om een aanslag te plegen. Tot nu toe ontbreekt van hen nog elk spoor.

De in Amsterdam gearresteerde Marokkanen zouden er meer van weten omdat onder hen familierelaties bestonden met de daders van Madrid. Zo is één van de arrestanten een familielid van een terrorist die betrokken was bij de aanslagen in de Spaanse hoofdstad.

De Amsterdamse Marokkanen stonden al snel weer op vrije voeten gevolgd door een enorm mediacircus. Volgens de media waren de arrestaties niet alleen onterecht maar hadden ze met teveel machtsvertoon plaatsgevonden. Ook binnen de linkse politieke partijen barste de protesten los.

Zonder in te gaan op het voornoemde vraag ik me af in hoeverre de informatie daadwerkelijk afkomstig is van een onbekende tipgeefster uit België of dat deze simpelweg verkregen zijn door de activiteiten van de AIVD binnen radicale kringen in Nederland. Het opgeven van ‘nepinformanten’ om de daadwerkelijke bronnen te beschermen is namelijk gebruikelijk binnen inlichtingenkringen.

In dit kader zouden de arrestaties wel eens een preventieve kunnen zijn om een vergaande voorbereiding van aanslagen te verstoren.

De toekomst zal het leren. Maar hoe dan ook, de politieacties waren terrecht wanneer we een blik achter de schermen werpen.

Na de moord op Theo van Gogh publiceerde ik reeds over de Amsterdamse familierelaties met terroristen in mijn boek "De vierde wereldoorlog: Het pad van Marx naar Allah"

Enkele fragmenten:

“2.6.3 Madrid, voorpost van Al-Qaida naar Nederland
1723 Kilometer van Amsterdam ligt een van de mooiste plekken van Europa, in de Spaanse regio Asturië. Het is een van de groene paradijzen in het noordwesten van Spanje. Het landschap is werkelijk adembenemend. Hoge bergtoppen wisselen elkaar af met schilderachtige diepe dalen. Sommigen gebieden zijn zeer dun bevolkt. Bijvoorbeeld in de omgeving van het bergdorpje Las Colladas. Het is piepklein en er wonen maar negen families. Nabij het dorpje ligt de mijn Conchita waar porseleinaarde werd gedolven. De mijn ligt aan de landstraat as 15 op weg naar Tineo en is via een brug over een smal ravijn, waarin de rivier Narcea stroomt, te bereiken.
Een gruwelijke aanslag met heel veel doden en gewonden zorgt ervoor dat dit afgelegen gehucht bijna alle voorpagina’s haalt van kranten over de hele wereld.

Het is begin februari 2004 wanneer de 16-jarige Gabriel Montoya, bijgenaamd El Gitanillo (het zigeunertje) in de industriestad Aviles in de trein stapt op weg naar de 470 kilometer verder gelegen hoofdstad Madrid. Hij moet ‘boodschappen’ bezorgen, een rugzak vol, aan Marokkanen in de hoofdstad. Het is niet de eerste keer dat hij deze lange reis maakt.

Zijn opdrachtgever is de 27-jarige Jose Emilio Suarez Trashorras. Trashorras is een werkloze mijnwerker die tot eind 2002 werkte in de Conchita-mijn. Toen werd hij wegens diefstal ontslagen. Al snel raakte hij betrokken in de drugshandel.

Een van zijn zakenpartners was de Marokkaanse familie Ahmidan. Die hadden een zeer uitgebreid drugsnetwerk dat vice versa liep van Marokko over Spanje naar Amsterdam. (…)

Op 26 maart 2004 viel de politie het huis (PS: in Spanje) binnen. Wederom vond men kostbare informatie. Er werden resten aangetroffen van de gebruikte springstof Goma 2 Eco en ontstekers waarvan sommige waren afgegaan of verbrand. Tevens vond men enkele documenten en de vingerafdrukken van tien mensen, waaronder die van de reeds gearresteerde Zougam. Het bevestigde nog eens zijn betrokkenheid bij de aanslagen.

Na de inval groeide de lijst met verdachten: de Syriër Basel Ghayoun, de Marokkanen Jamal Ahmidan, Mohammed Oulad Akcha en zijn broer Rachid Oulad Akcha (beiden uit Tetuan), Said Berraj, Abdennabi Kounjaa of Kunja (alias Abdallah), en Abderrahim Zbakh.

Volgens gerechtelijke documenten was Jamal Ahmidan de officiële huurder van het huis. Hierbij had hij gebruikgemaakt van een vals Belgisch paspoort onder de naam Youssef Ben Salah.
De Tunesiër Sarhane Ben Abdelmajid Fakhet was de oorspronkelijke leraar van Jamal en hielp hem om het huis te onderhouden. Behalve Zougam werden ook Ahmidan en Fakhet gezien als belangrijke leden van de groep die de aanslag pleegden.

Op 31 maart 2004 vaardigde de Spaanse rechter een internationaal opsporingsbevel uit tegen nog meer verdachten. Onder de gezochten was de eerder genoemde ronselaar van Jamal Ahmidan, de Tunesiër Sarhane Ben Abdelmajid Fakhet. Op dat moment werd Fakhet door de Spaanse overheid beschouwd als een belangrijke leider van de groep. Na het internationale opsporingsbevel van de Spaanse rechter op 31 maart 2004 liet de politie weten dat ze vermoedde dat zeker twee verdachten naar Marokko waren gevlucht. Anderen werden in Groot-Brittannië en Duitsland gezocht. Maar de feiten lagen anders. De politie wist héél goed waar de verdachten waren en ging razendsnel tot actie over.
(…)

2.6.4 Een flat in Leganés en de Roosendaalse H.G. Dirckxstraat
Sporen uit het huis tussen Chinchon en Morata de Tajuna en een mobiel telefoongesprek hadden de politie op het spoor gezet naar een appartement in de zuidelijke buitenwijk Leganés van Madrid. Leganés heeft 180.000 inwoners en telt ongeveer 12.000 immigranten.

De verdachten hadden een maand tevoren een appartement gehuurd op de eerste verdieping aan de Irene Fernandezstraat in Leganés. Ze hadden weinig contact met de omwonenden, waren vriendelijk maar afstandelijk en de rolluiken waren altijd naar beneden. Toen de politie de verdachten op 3 april 2004 probeerde te arresteren verschansten zij zich in de woning en dreigden het gebouw op te blazen.

Toen ze zich ervan bewust waren dat vluchten onmogelijk was geworden, openden ze het vuur op de politie. Het vuurgevecht duurde bijna twee uur. De politie liet de omringende gebouwen ontruimen en sloot de omgeving hermetisch af. Het was voor het eerst in een Europese hoofdstad dat zo’n heftig en langdurig vuurgevecht plaatsvond tussen politie en terroristen.
Intussen schreeuwden en zongen de terroristen in het Arabisch, reinigden zich met heilig water uit Mekka en kleedden zich in het wit met de gordijnen van de flat.

Toen de politie uiteindelijk het gebouw bestormde bliezen de terroristen zichzelf op. De explosie had niet alleen een enorm gat veroorzaakt in het appartementengebouw maar ook de rest van het gebouw raakte grotendeels verwoest. Terwijl politiehelikopters met schijnwerpers het strijdtoneel in het volle licht zetten, trokken dikke grijze rookwolken langzaam weg en werd duidelijk welke ravage er was aangericht. Stukken meubilair, beddengoed en menselijke resten lagen her en der verspreid.

Elf politiemannen raakten gewond, van wie drie ernstig. Een agent, de 41-jarige Francisco Javier Torronteras van een speciale eenheid van de politie, kwam om het leven (enkele weken later werd het lijk van Torronteras door onbekenden uit zijn graf gehaald, met benzine overgoten en in brand gestoken).

Met een ‘stofkam’ doorzocht de politie het ‘slagveld’ op sporen. In de resten van het appartement werd 10 kilo springstof gevonden van het type Goma 2 Eco. Ook werden tweehonderd ontstekingsmechanismen ontdekt. Van hetzelfde type als gebruikt was bij de aanslagen in Madrid en aangetroffen bij een bom langs de spoorlijn van de hogesnelheidstrein tussen Madrid en Sevilla. Buiten het gebouw werden in een auto nog een bom en twee rugzakken gevuld met explosieven gevonden.
Uit de resten in het opgeblazen appartement bleek ook nog dat de terreurcel van plan was nieuwe aanslagen te plegen, onder meer op twee joodse uitgaanscentra en een Britse school in Madrid.

Om de identiteit van de terroristen te achterhalen werden dna-monsters genomen van de verminkte lijken en bijeengeraapte menselijke resten. Uit het dna-onderzoek bleek dat de politie een aantal terroristen van hun opsporingslijst kon schrappen waaronder de Algerijn Allekama Lamari en de Marokkaan Jamal Ahmidan.

Jamal was door de explosie uit het appartement geslingerd en werd door de politie gevonden op de bodem van een leeg zwembad. Zijn gordel met explosieven had hij nog om. Lamari kon pas geïdentificeerd worden nadat zijn dna vergeleken werd met dat van zijn ouders in Algerije.
Uiteindelijk bleek dat zeven terroristen bij de explosie om het leven waren gekomen.

Tijdens de belegering had Jamal Ahmidan zijn moeder Rhama in Marokko gebeld om afscheid te nemen: ‘Dit is mijn laatste dag, mama. Ik ga naar het paradijs. Ik ben klaar, het is Gods wil. (...) Het is genoeg, maak je om mij geen zorgen en geef me je zegen.’ Kort daarna klonk de explosie en werd de verbinding verbroken.

JAMAL AHMIDAN
Jamal had de leiding over het explosieventransport van Trashorras naar Madrid. Hij betaalde de explosieven met geld en drugs. Hij werd geboren in Tétouan, in het noorden van Marokko, vestigde zich later in de Madrileense wijk Lavapiés. Al snel stond hij bekend als een straatcrimineel uit de sloppenwijken van Tétouan die zich omhoog had gewerkt in de drugshandel. Jamal trad op als plaatsvervanger van Fakhet, die een belangrijke coördinator was van de Spaanse terreurcel. Via zijn contacten met Marokkaanse drugsdealers werden de terreuractiviteiten gefinancierd met de verkoop van hasj en XTC. De familie Ahmidan speelde daarin een belangrijke rol. Volgens de Spaanse politie reisde Jamal regelmatig naar Nederland met partijen hasj.

Op 30 maart 2004 werd de broer van Jamal, Hamid, beschuldigd van samenwerking met de terroristen in de aanslag en drugshandel. In zijn woning werd 20 kilo hasj en cocaïne gevonden. Een ander familielid van Jamal en Hamid werd op 25 maart in Tanger opgepakt. Het ging om Hicham Ahmidan. Vlak voor de aanslagen in Madrid ging hij op familiebezoek in Marokko. Hij verbleef reeds enige tijd illegaal in Spanje en verhandelde drugs in Madrid.

Toen hij opgesloten zat in de Marokkaanse gevangenis kreeg hij hulp uit de kringen van linkse activisten. De Marokkaanse Associatie voor mensenrechten (AMDH) sloeg alarm over zijn detentie. Volgens AMDH was zijn familie bijna een maand later nog grotendeels onwetend over de omstandigheden waaronder hij werd vastgehouden. De organisatie eiste dat hij werd vrijgelaten of met inachtneming van internationale rechtsregels aan justitie zou worden voorgeleid.

Wetenswaardig is dat de paden van Marx en Allah zich wederom kruisen; AMDH werkt al jarenlang samen met de netwerken van Mient Jan Faber.

En ook via de Ahmidans lopen de lijnen naar Nederland. Ze hebben familie in Amsterdam. Een van hen verklaarde tegenover De Telegraaf Jamal voor het laatst in 2000 in Amsterdam te hebben gezien. ‘Hij vertelde ons nooit waar hij mee bezig was, we kunnen het nog steeds niet geloven dat hij betrokken was bij het bloedbad’, aldus het familielid.

Een andere broer van Jamal Ahmidan, Mustapha, is ook geen onbekende in Amsterdam. Hij zat kort na de aanslag in Madrid enkele dagen vast op verdenking van medeplichtigheid. Hij was in 2000 naar Spanje vertrokken nadat hij jarenlang illegaal in Nederland was geweest.

Een nicht van Jamal werd op 2 april 2004 door Nederlandse politie meegenomen om aan te wijzen waar al haar familie in Amsterdam woonde.”

Na de zelfmoordactie zocht de politie drie personen die met de doden en de flat te maken hadden.
• Abdelmajid Bouchar; hij ontsnapte aan de politie op het moment dat zij het appartement omsingelde. Volgens onderzoekers waarschuwde hij de andere terroristen dat de politie er aan kwam.
• Mohamed Belhadj, de huurder van het opgeblazen appartement en Mohammed Afalah. Belhadj en Afalah hadden op een of andere manier vlak voor de ontploffing weten te ontsnappen.

Wéér kwam Nederland in beeld.

Tijdens hun vlucht namen ze via hun mobiele telefoon contact op met handlangers in Roosendaal, waaronder twee neven van Belhadj, Ibrahim en M.B. Beide neven waren net als de voortvluchtigen afkomstig uit Amanoud in het Marokkaanse Rifgebergte. Ze belden de voortvluchtigen terug vanuit een Roosendaals belhuis.

Amper 10 dagen na de aanslagen in Madrid haalde een van de broers Afalah op van het station in Roosendaal. Daarna brachten de mannen een paar nachten door in een woning aan Roosendaalse H.G. Dirckxstraat.
Over hem komen we later in dit boek meer te weten. Sinds 15 oktober 2003 zit Akoudad in een Spaanse gevangenis op verdenking van betrokkenheid bij de aanslagen in Casablanca.

Maar er liepen nog méér lijnen van Spanje naar Nederland. Die kwamen bovendrijven na de arrestatie van de Marokkaanse elektronicastudent Aughar Fouad El Morabit in Madrid. Ook hij was net als Akoudad geboren in het plaatsje Nador in Marokko. Morabit verbleef enige tijd als student elektronica in Madrid en Duitsland. In oktober 2003, een half jaar voor de aanslag in Madrid was hij afgereisd naar Duitsland en woonde in een huurhuis in Darmstadt. In december vroeg hij een visum aan om te studeren. Maar de autoriteiten geloofden hem niet en weigerden hem een verblijfsvergunning te geven. Hierna keerde hij terug naar Madrid. Daar werd hij tot twee keer toe gearresteerd wegens de aanslag van 11 maart 2004.

Zijn eerste arrestatie was op 24 maart. Daarbij werd ook zijn huisgenoot, de Syriër Basel Ghayoun, gearresteerd. Die was door treinreizigers herkend als één van de bommenleggers. Ondanks de nauwe relatie met Ghayoun, kon Morabit niet langer worden vastgehouden dan de voorgeschreven wettelijke termijn van vijf dagen.

Op woensdag 7 april 2004 werd hij voor de tweede keer aangehouden: in de bommenwerkplaats van Ahmidan en Fakhet waren zijn vingerafdrukken gevonden. Maar het balletje begon pas echt te rollen nadat de politie bewijsmateriaal vond dat hij op 11 maart en enkele dagen daarvoor telefonisch contact had gehad met een van ‘breinen’ achter de aanslag; de Egyptenaar Rabei Osman Sayed Ahmed.

Deze geslepen terrorist wist optimaal gebruik te maken van het asielrecht in Europa en wist méér van ‘de hoed en de rand’ over islamitisch terrorisme in Nederland.

Ahmed de Egyptenaar, een ander ongelooflijk verhaal. (zie hoofdstuk 2.6.7 Rabei Osman Sayed Ahmed en de Hofstadgroep


Pssst …..
Ik heb een ideetje-beetje voor de auteur: neem alle literatuur over de periode van WO II door, verander de namen van de figuranten (Europse door Arabische), zet alles in de 10de Macht, spreek af met Allah dat hij een paar honderd doden levert bij een paar conflicten, ga dan met alles naar de uitgever, en….misschien dat er dan eindelijk stemmen zullen opgaan om het gevaar te weren. Maar ja! Wat baten kaars en bril, als den uil niet zien en wil!

Geen opmerkingen: