125 - DOORBRAAK
*
Zondag 8 MAART 2020
SCENARIO’S VOOR EEN STAATSHERVORMING
COMMUNAUTAIRE VOORSTELLEN VAN GEENS EN LAUWAERT GEWIKT EN GEWOGEN
foto: ©Reporters
*
*
8 maart 2020 - Leestijd 8 minuten
*
Confederalisme
Of
we binnenkort een nieuwe federale regering hebben dan wel daar nog
talloze maanden, al dan niet na vervroegde verkiezingen, op moeten
wachten, en of dat dan een regering met de N-VA dan wel een
anti-N-VA-coalitie zal zijn: de staatshervorming komt ter sprake bij de
vorming ervan en belandt in haar beleidsprogramma. Met het opiniestuk
Vandaag de moed vinden voor opnieuw 50 jaar toekomst dat vicepremier
Koen Geens (CD&V) op zijn website plaatste, laat zijn partij daar
geen twijfel meer over bestaan. Uit het manifest Puur blauw blijkt
dat Egbert Lachaert, een groot – de grootste? – kanshebber voor het
voorzitterschap van Open Vld, eveneens een staatshervorming onafwendbaar
acht.
Architectuur
‘De
motor van België stokt opnieuw’, diagnosticeert Geens. ‘Niets lijkt nog
te werken in de Wetstraat, (…) we zitten vast’, valt Lachaert hem bij.
Voor de christendemocraat is het ‘de hoogste tijd om een architectuur te
ontwikkelen’ die het mogelijk maakt ‘hooguit enkele maanden’ na de
federale verkiezingen ‘een stabiele regering te vormen met een degelijk
programma dat van de meerderheid het vertrouwen krijgt’.
De liberaal spreekt in zijn manifest van een ‘default option’:
als er zes maanden na de verkiezingen nog geen federale regering is,
zijn de partijen die deel uitmaken van de Vlaamse en de Waalse regering
verplicht een federale regering te vormen (één minister per partij, plus
één minister van de Brusselse gewestregering) en een begroting op te
stellen en in te dienen bij de Europese Commissie – een variante van de
‘confederale’ afspiegelingsregering waarover hier al geschreven werd.
‘Niet voorbereid’
De
‘architectuur’ van Geens en de ‘default option’ van Lachaert zijn
elementen van de volgende staatshervorming. Voor de liberale
kandidaat-voorzitter is er kennelijk geen urgentie. ‘De volgende
staatshervorming en wijzigingen aan ons politiek systeem worden best de
komende jaren goed voorbereid’, schrijft hij. De christendemocratische
vicepremier wil dat het sneller gaat. Wachten tot 2024, zoals zijn
partij eerder zei, is niet meer aan de orde.
Bij
de regeringsvorming moet het ‘wat, wanneer en hoe’ van de zevende
staatshervorming geregeld worden, zei hij vrijdagavond in Terzake. In
zijn opiniestuk luidt het: ‘Wat we nodig hebben is een duidelijk
afgesproken menu, een strakke kalender en een helder proces’. Terecht
wijst hij erop dat ook zonder herziening van de grondwet een en ander
mogelijk is, onder meer de overdracht van federale bevoegdheden naar de
deelstaten.
alle bezwaren tegen een nieuw institutioneel hervormingsproces naar de prullenmand
Geens
wijst alle bezwaren tegen een nieuw institutioneel hervormingsproces
naar de prullenmand, ook het argument ‘dat we niet voorbereid zijn’
(zoals Hendrik Vuye en Johan Vande Lanotte in De Morgen van 29 februari
nog beweerden) – en gelijk heeft hij: de stapels ‘fiches’ en ‘nota’s’
die de partijen vanaf 2007 met het oog op de zesde staatshervorming
aangemaakt hebben, zijn best nog geldig en bruikbaar.
Artikel 35
Dat
zowel Geens als Lachaert grondwetsartikel 35 ter sprake brengen, zal
confederale harten sneller doen kloppen. De Volksunie – zeg maar: Hugo
Schiltz – kon het artikel (toen nog 25ter) in 1992
(Sint-Michielsakkoord) in de grondwet laten opnemen als wissel van het
federale naar het confederale spoor. Het houdt in dat een bijzondere wet
niet de exclusieve bevoegdheden van de deelstaten oplijst, zoals nu het
geval is, maar de exclusieve bevoegdheden van de (con)federale
overheid, zodat alle andere bevoegdheden bij de deelstaten liggen in
plaats van op het federale beleidsniveau zoals nu.
Volbloedconfederalisten
wachten evenwel beter met juichen. Of een staathervorming op de
‘klassieke’ manier dan wel via grondwetsartikel 35 gebeurt, het gaat er
in beide gevallen om te bepalen wat ‘heelstatelijk’ en wat deelstatelijk
is. ‘De juridisch meest passende benaming, federalisme of
confederalisme, van de uiteindelijk gekozen formule is niet zo
belangrijk’, zegt Geens terecht. Deng Xiaoping wist het al: het maakt
niet uit of de kat wit of zwart is, als ze maar muizen vangt. In casu:
het maakt niet uit of het federalisme dan wel confederalisme is, als de
gekozen formule maar een aanzienlijke stap is in de richting van (nog)
meer Vlaamse autonomie – en dus beantwoordt aan de eerste regel van de zgn. Baert-doctrine
. (Pro memorie regel 2 en 3: ze mag verdere stappen niet onmogelijk
maken en er mag geen onredelijke prijs voor betaald worden).
Samen doen
Koen
Geens trekt duidelijk de zelfstandigheidskaart. ‘De leidraad is de
autonomie van de deelstaten. De interdeelstatelijke voorkeurverschillen
zijn namelijk groot. (…) Enkel wat we vinden beter samen te kunnen doen,
moeten we samen doen’, schrijft hij. ‘Bepaalde gezagsdepartementen’ en
de (arbeids)inkomensvervangende delen van de sociale zekerheid vallen
volgens Geens onder de ‘samen’-regel.
Over
de gezagsdepartementen blijft hij vaag; aangenomen mag worden dat het
gaat om defensie, buitenlands beleid, justitie en politie. Van de
inkomensvervangende delen van de sociale zekerheid noemt hij
werkloosheid; gewoonlijk worden ook de arbeidsinvaliditeit en de
pensioenen daartoe gerekend. Autonomisten en confederalisten zullen al
die zaken, op buitenlands beleid en defensie na, liever aan de
deelstaten toewijzen.
een vrij ‘vette vis’ op tafel
Met
de splitsing van de gezondheidszorg (waarvan een deel al
‘gecommunautariseerd’ is) en van de kostencompenserende delen van de
sociale zekerheid (geneeskundige verzorging; de kinderbijslag is al
gesplitst) legt Geens een vrij ‘vette vis’ op tafel. Ter wille van de
Baert-doctrine zou de bevoegdheidsoverdracht bij de zevende
staatshervorming toch ‘ietsje meer’ mogen zijn.
Fiscale autonomie
Egbert
Lachaert blaast in het communautaire hoofdstuk van zijn manifest
tegelijk warm en koud. ‘Warm’ is zijn pleidooi om de ‘regio’s’ fiscale
autonomie te geven en (meer) verantwoordelijk te stellen voor inkomsten
en uitgaven. Dat beantwoordt aan een oude Vlaamse eis. Heel helder is
wat hij schrijft niet, maar de zinsnede dat de regio’s ‘moeten
samenwerken om het federale niveau de nodige middelen te geven’ én zijn
voorstel om ‘fiscaliteit’ te splitsen, lijken een ‘copernicaanse
revolutie’ te suggereren: de deelstaten zouden hun geld niet meer
krijgen van de federale overheid, maar de federale overheid zou van
deelstatelijke dotaties leven – een confederale regeling, met andere
woorden.
Ook
‘economie’ en ‘arbeidsrecht’ komen volgens Lachaert voor splitsing in
aanmerking. Het zijn betekenisvolle, wellicht zelfs ‘aanzienlijke’
stappen in de richting van meer autonomie. Wel rijst de vraag of de
splitsing van het arbeidsrecht verzoenbaar is met het federaal houden
van de sociale zekerheid, zoals de kandidaat-voorzitter wil.
Hiërarchie van de normen
Daarmee
komen we bij de ‘koude’ wind die uit zijn manifest waait. Dat
buitenlandse zaken, defensie, justitie en veiligheidsdiensten niet voor
splitsing in aanmerking komen, dat staat ook bij Geens en is een ruimer
gedeelde mening. Dat Lachaert, zoals gezegd, de sociale zekerheid en ook
volksgezondheid federaal wil houden, verrast en verbaast. Wil hij de
kinderbijslag die bij de zesde staatshervorming gesplitst is
‘herfederaliseren’? Wil hij de bevoegdheden die de gemeenschappen hebben
in het domein van de volksgezondheid (onder meer preventie) weer
afnemen?
uitdrukkelijk voor gekozen decreten dezelfde rechtskracht als wetten te geven, wat een ‘hiërarchie van de normen’ uitsluit
Met
zijn voorstel een ‘hiërarchie van de rechtsnormen’ in te voeren, doet
Lachaert (nog) een stap achteruit. In 1970 (gemeenschappen) en 1980
(gewesten) is er uitdrukkelijk voor gekozen decreten dezelfde
rechtskracht als wetten te geven, wat een ‘hiërarchie van de normen’
uitsluit. Lachaert heeft geen ongelijk als hij stelt dat de samenwerking
tussen de federale overheid en de deelstaten in gedeelde beleidsvelden,
zoals klimaat, (te) vaak stokt, maar een ‘hiërarchie der normen’ is
daar niet de aangewezen remedie voor, zeker niet in ons bipolair
federalisme (zie je het al gebeuren: een Vlaamse meerderheid in de Kamer
‘overrulet’ een decreet van het Waals Parlement – het ‘kot’ zou te
klein zijn…).
Brussel
Wenkbrauwengefrons
krijgen we ook van Lachaerts voorstel om, ter wille van een sterke
vereenvoudiging van Brussel, de gemeenschapscommissies (de Vlaamse, de
Franse en de Gemeenschappelijke) te fuseren met het gewest. Dat ze
dateren ‘uit een tijdperk waarin men de illusie vasthield dat Brussel
een stad was met Vlamingen en Franstaligen’ is, wat het tijdperk
betreft, juist – een ‘illusie’ was dat echter niet. Dat Brussel intussen
‘een kosmopolitische stad met grootstedelijke uitdagingen’ is, valt
evenmin tegen te spreken.
Maar
zijn daarom de gemeenschapscommissies overbodig? Kosmopolitisch of
niet: het Nederlands en het Frans zijn de twee enige officiële talen.
Het zijn ook de talen waarin onderwijs wordt verstrekt. Los van de
wenselijkheid dat het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering via de
Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) beleidsmatig aanwezig zijn in
Brussel, is het Nederlandstalig onderwijs een voldoende reden om de VGC
niet met het gewest te fuseren.
*
Mark Deweerdt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten