1883
128 - DOORBRAAK
*
*
WOESSDAG 11 MAART 2020
*
CHOLERA IN PARIJS, DEEL II
*
**
À la lanterne!
foto: ©screensho
*
VOOR GESCHRIJFSEL
*
Het komt bij mij een beetje cynisch over, dat juist mijn meest geliefde Duitstalige dichter Heinrich Heine (1797-1856) hieronder gebruikt wordt om de Cholera Epidemie in Paris, La Ville Lumière, te belichten.
*
Bede U dus niet te laten verlinken door la Tour Eiffel, die pas van veel later dateert, van nà de Industriële Revolutie die grosso modo duurde van rond 1830 tot de Eerste Wereldoorlog.
En
weer neen, noch deze Revolutie noch de uitbraak van de Cholera,
afkomstig uit Bengalen (?), hebben iets te zien met de Brabantse
Revolutie van 1830. Al komt een ramp nooit alleen. De besmetting met de
cholera-bacterie werd, zo bleek achteraf, veroorzaakt door bedorven drinkwater.
Had men dan maar in Parijs SPA gehad, dan zou Heine wel moeten uit een ander vaatje getapt hebben.
Deel twee van vier
*
Paralipomena
*
10 maart 2020
Leestijd 6 minuten
*
Parijs, April 1832. Heinrich Heine is als journalist voor een Duitse krant aan het werk, en in de vorige aflevering zagen we de cholera
haar eerste slachtoffers maken. Paniek slaat toe en wie het zich kan
permitteren verlaat de stad met hebben en houden. Vele plaatselijke
gezagsdragers, wereldlijke en kerkelijke, slaan op de vlucht. Later zal
Heine getuigen: ‘Ik heb in de hele choleraperiode geen priester in
Parijs gezien, en zelfs geen enkel kerkelijk symbool’.
In de stad doen de wildste geruchten de ronde, en die worden nog gevoed door onhandigheden van de Politie Prefect. Het volk voelt zich aan zijn lot overgelaten en zoekt zelf zijn schuldigen. De gendarmes moeten tussenkomen bij lynchpartijen.
In de stad doen de wildste geruchten de ronde, en die worden nog gevoed door onhandigheden van de Politie Prefect. Het volk voelt zich aan zijn lot overgelaten en zoekt zelf zijn schuldigen. De gendarmes moeten tussenkomen bij lynchpartijen.
Vergif
Niets
lijkt op de verwarring waarmee er nu plots veiligheids maatregelen
werden genomen. Er kwam een COMMISSION SANITAIRE tot stand, er werden
overal BUREAUX DE SECOURS ingericht en de verordening betreffende de
SALUBRETÉ PUBLIQUE, de huisvuilophaling, moest ten spoedigste in werking
treden. Hier kwam men al direct in botsing met de belangen van enige
duizenden mensen, die de vuilnis op de openbare weg als hun eigen domein
beschouwden. Dat zijn de zogenaamde CHIFFONNIERS, die uit het afval dat
zich een hele dag in hoekjes en kantjes voor de huizen ophoopt hun
levensonderhoud halen. Met grote spitse korven op de rug en een prikstok
in de hand slenteren deze vuil-bleke gedaanten, deze mensen, door de
straten en uit het vuil weten ze nog heel wat bruikbaars te prikken en
te verkopen.
Maar
nu gaf de politie die huisvuilophaling in ENTREPRISE, omdat het vuil
niet te lang op straat mocht blijven liggen. Het afval werd op karren
geladen en moest direct de stad uit, naar het vrije veld. Alleen daar
was het de CHIFFONNIERS nog toegestaan naar hartenlust wat rond te
vissen. Maar deze mensen klaagden nu: dat ze gebroodroofd werden, of op
zijn minst in hun belangen geschaad; dat hun bedrijvigheid een lang
verworven recht was, op zijn manier een soort eigendom die ze hen niet
zomaar willekeurig konden afnemen.
Het
is eigenaardig dat de argumentatie die de CHIFFONNIERS daarbij
hanteerden, helemaal dezelfde was als die van onze Duitse landjonkers,
Gilden Meesters, Tienden Predikers, Fculteits Genoten en andere
bevoorrechten, en die zij plegen in te roepen als de oude misbruiken
waar zíj nut van hebben — het afval van de middeleeuwen dus — als die
misbruiken eens dreigen opgeruimd te worden. Om tenminste ons leven niet
te laten verpesten met dat verjaard stof en die vuilnis.
**
*
Toen
hun protest niks uithaalde, probeerden de CHIFFONNIERS de hervorming
van de huisvuil ophaling met geweld te verhinderen: ze zetten een kleine
contrarevolutie op, met de steun van bepaalde oude vrouwen, de
REVENDEUSES. Aan hen had men verboden om het stinkende goedje, dat ze
grotendeels van de CHIFFONNIERS betrokken, nog langer langs de kaden uit
te kramen.
We
maakten nu een weerzinwekkende opstand mee: de nieuwe reinigingskarren
werden kapot geslagen en de Seine in gekieperd. De CHIFFONNIERS wierpen
barricades op bij de PORTE ST-DENIS; bij CHÂTELET vochten de
ouwe-rommel-wijven met hun grote paraplu’s; de generale strijdmars
weerklonk; eerste minister CASIMIR PÉRIER liet zijn myrmidonen* uit hun
boetieken naar buiten trommelen; de troon van burger-koning
LOUIS-PHILIPPE sidderde; de rente zakte; de Carlisten juichten. Deze
laatsten, de aanhangers van het oude koningshuis en het ANCIEN RÉGIME,
hadden eindelijk hun natuurlijke bondgenoten gevonden, lompenrapers en
rommel kraamsters, want ook die kwamen nu op hún principes: voorvechters
van het vervallene, van het overgeleverde erf-afvalrecht en van alle
soort uitvaagsel.
Het
oproer van de CHIFFONNIERS werd dus door de gewapende macht gesmoord.
Op dat moment greep de cholera nog niet eens zo woedend om zich heen als
sommigen het misschien wel hadden gewenst — want zulke lui zijn er
altijd: die hopen bij elke nood-toestand, of bij elke volksopwinding
niet zozeer op hun eigen overwinning dan wel op de val van de zittende
regering.
En
dan plots dat gerucht! De vele mensen, die zo snel waren begraven — die
waren niet aan een ziekte gestorven, maar door vergif!
Het ging rond dat men op alle levensmiddelen vergif had weten te strooien: op groentemarkten was het gebeurd, bij bakkers, bij slagers, bij de wijnhandelaars. Hoe ongelooflijker de verhalen klonken, des te gretiger werden ze door het volk aangenomen — en toen de politieprefect nog met een verklaring voor de pinnen kwam, moesten zelfs hoofdschuddende twijfelaars er geloof aan hechten.
Het ging rond dat men op alle levensmiddelen vergif had weten te strooien: op groentemarkten was het gebeurd, bij bakkers, bij slagers, bij de wijnhandelaars. Hoe ongelooflijker de verhalen klonken, des te gretiger werden ze door het volk aangenomen — en toen de politieprefect nog met een verklaring voor de pinnen kwam, moesten zelfs hoofdschuddende twijfelaars er geloof aan hechten.
Het
is er de politie hier minder om te doen — hier zoals elders — om
misdaden te verijdelen, dan wel om het zó te laten voorkomen alsof ze
altijd wel weet hebben van wat er omgaat. Nu wilden ze met dat
COMMUNIQUÉ, ofwel pralen met hun alwetendheid, ofwel redeneerden ze: bij
zulke berichten als een vergiftiging, laat die nu waar zijn of vals,
moeten we in elk geval alle argwaan ten opzichte van de regering
proberen af te wenden. Wat er ook van zij, door hun ongelukkig
COMMUNIQUÉ waarin uitdrukkelijk stond dat zij de gifmengers op het spoor
waren, werd dit kwaadaardige gerucht natuurlijk ten volle bevestigd en
heel Parijs raakte in een gruwelijke doodsverbijstering.
“Wat
horen wij nu toch allemaal!” riepen de oude mensen, die zelfs in de
grimmigste ogenblikken van de Revolutie nooit zulke wandaden hadden
meegemaakt. “FRANÇAIS! we zijn onteerd!” riepen de mannen en zij sloegen
zich voor de kop. De vrouwen drukten hun kleine kinderen angstig tegen
hun hart en weenden bitter en jammerden dat de kleine wormpjes nog in
hun armen zouden sterven. De arme mensen waagden het niet meer te eten
of te drinken en zij wrongen hun handen van pijn en woede. Het was alsof
de wereld verging. Op alle straathoeken, vooral bij de roodverlichte
wijnhuizen stonden hele groepjes zich te beraden. Daar was het ook dat
mensen die er enigszins verdacht uitzagen werden afgetast, en wee! als
men in hun zakken ook maar iets verdachts vond. Als wilde beesten, als
razenden, stortte het volk zich op hen. Zeer velen konden zich door
tegenwoordigheid van geest nog redden; velen werden ontzet door de GARDE
COMMUNALE die in die dagen overal patrouilleerde; anderen werden zwaar
verwond en verminkt; zes mensen werden op de meest onbarmhartige manier
vermoord.
Er
is geen afgrijselijker aanblik dan de volkstoorn die om bloed vraagt,
en zijn weerloze slachtoffers wurgt. Dan stroomt er door de straten een
donkere mensenzee met daarin, als witte golfkopjes, arbeiders in
hemdsmouwen. Alles giert en bruist genadeloos, heidens, demonisch. In de
RUE ST DENIS hoorde ik de oude kreet “À LA LANTERNE”** en woedend
vertelden enkele stemmen mij dat ze een gifmenger gingen verhangen. De
enen zeiden dat het een koningsgezinde was — ze hadden naar het schijnt
een BREVET DU LYS in zijn tas gevonden, een soort vrijgeleide met het
leliesymbool; anderen beweerden dat het een priester was, en die zijn
tot alles in staat.
Aan
de RUE VAUGIRARD werden twee mensen vermoord want ze hadden een wit
poeder op zak. Ik zag één van die ongelukkigen, die nog even reutelde en
rochelde. Zelfs oude vrouwen deden hun klompen uit en sloegen hem
zolang op z’n kop tot hij dood was. Hij was poedelnaakt, tot een
bloedklomp geslagen en gekwetst; niet alleen waren hem de kleren
afgerukt, ook de haren, de schaamdelen, de lippen en de neus. Een
woesteling deed het lijk een strik om de voeten en sleepte het door de
straat. Hij riep daarbij continu: “VOILÀ LE CHOLÉRA-MORBUS!”
Een
wondermooi witwoedend vrouwmens, de borsten bloot, haar handen helemaal
onder het bloed, stond aan de kant en toen het lijk haar passeerde gaf
ze het een trap met haar voet. Ze lachte en vroeg mij of ik voor dat
zachtmoedige werkje niet een paar franken over had; dan kon ze een zwart
rouwkleed kopen, want haar moeder was een paar uur daarvoor gestorven,
vergiftigd.
*
*
NA GESCHRIJFSEL
*
Heine de Romantieker, leefde in vrijwillige ballingschap in Parijs en was innig bevriend met… Heinrich Karl Marx. Wist ik ook niet, tot Wikipedia me dit daarnet openbaarde.
De ‘vriendschap’ tussen die twee verwante zielen verbaast mij eigenlijk niet, want primo op de zielsverwantschap past nu eenmaal geen enkele maat noch getal, en secondo
was Heine heel die tijd al aan zijn ziekbed gekluisterd. Zo ziet U
meteen ook, dat niet alles verkeerd was aan diene Marx. Hij verzamelde
alleen de verkeerde want hebzuchtige volgelingen. Die echter wel bloed
& brood zagen in diens theorieën. Per slot van rekening was men in
de IJzerstreek bij ons al vele maaden bezig met ‘mensenbloed bij beken’
te doen stromen. In het verre St.- Petersburg ging men gewoon mee met
zijn tijd…
Anderezijds was Heine dan weer Verboden Lectuur in het Nationaal Socialistisch Duitsland van Oom Adi. Echt raar, ja zelfs bizar, want als Jood was Heine so-wie-so persona non gratia in diens Linkse megalomane visie.
Eigenlijk zou dat betekenen dat ik er eindelijk ben achter gekomen waarom Heine mij sedert mijn Sturm und Deang periode, altijd heeft aangetrokken. Honderd jaar na zijn dood….
Zijn beroemde uitspraak, die ooit diezelfde Oom Adi
tot de razernij dreef, en die op dit ogenblik ook weer kwaad bloed zet
in bepaalde verlinkte en verlinkende middens is “dort wo man Bücher
verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen"
**
De Lorelei, Märkeliaanse versie
*
Een beroemde dichtbundel van hem is Das Buch der Lieder (Het Liederenboek) met onder andere Die Lorelei en ‘Im wunderschönen Monat Mai’.
**
*
Al eerder kon U hier lezen, dat, aangaande de Pest, de Cholera en het Corona, de PCC dus,
er nooit geen twee zijn zonder drie. Bij nader toezien, moet daar nog
een vierde bijkomen. Niet zozeer omdat er dan kan gekaart worden, maar
omdat de Tekenen des Tijds steeds duidelijker worden.
Deze Vierde Dimensie van het Kwaad is de verlinksing. Met als eerste en voornaamste gevolg de wereldomvattende misnoegdheid van de modale man, de ‘chiffionnier’
die altijd maar méér wil. Meer ‘middelen’, meer gezonde lucht. Vrij
vertaald: revolutie, burgeroorlogen en vooral: de klimaat heissa.
Naast
de 3 reeds gekende en terecht gevreesde virussen, bestaat er dus de
bacterie van de verlinksing, die wel eens tot het einde van deze
Beschaving zou kunnen leiden.
**
*
Voor
deze Vastentijd is dit ’n hele opgave om over na te denken. Regeringen
vallen als vliegen, nationaal en Europees. Het VK, de VS en Moedertje
Rusland echter zitten op het goede spoor. Daar is het reeds volop
Pasen..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten